Rachels moeder bewoonde een minuscuul flatje aan de zuidkant van Hoorn. Het was vlakbij de oever van het IJsselmeer, maar de natuur was zo gemeen geweest een rij hoge bomen neer te zetten die er voor zorgde dat ze het water net niet kon zien. Ter compensatie keek Marije uit op een Total-tankstation en had ze een dochter gekregen die alles verprutste wat er in het leven te verknallen viel. Rachel ging regelmatig prat op de gefortuneerde joodse dynastie waar ze van afstamde, maar die rijke komaf wist Marije goed te verbergen. Haar studentikoze flatje was schaars gemeubileerd met oude rommel en Marije keek altijd uit haar ogen alsof ze verwachtte morgen dood te gaan. Alles wat ze zei sprak ze net iets te langzaam uit, alsof ze twijfelde of het wel verstandig was.
Toch mocht ik haar. Ze was van nature goed, geloof ik, maar leek de hoop te hebben opgegeven dat het ooit nog wat zou gaan worden met de wereld om haar heen. En als haar oudste dochter in die wereld een belangrijke rol speelde, kon ik Marije niet eens meer ongelijk geven.
Gelukkig had ze Paul, een gepensioneerde boekhouder met wie ze een soort latrelatie had. Paul genoot van het leven, meestal in zijn eigen, vooroorlogse huis in Alkmaar, maar een paar dagen per week kwam hij wat van zijn levensvreugde in Hoorn delen. Hij begroette ons vanuit het jaren zestig-keukentje, waar hij zich tussen het gasfornuis en de koelkast in had gepropt en in een pan spaghettisaus stond te roeren. Marije zat somber kijkend op de gehavende bank Gilles te flessen. Rachel trok haar jas uit, nam de mijne van me over en legde ze op Marije’s bed in de bezemkast die als slaapkamer diende.
‘Hebben jullie al gegeten?,’ bulderde Paul vanuit het poppenhuiskeukentje. Ik keek Rachel vragend aan. Ze had inmiddels een fles rode wijn ontdekt en stond met de kurkentrekker te prutsen.
‘Nee, eigenlijk niet,’ riep Rachel terug.
‘Ik kan wel wat extra saus maken hoor, geen moeite. Het gehakt zit er nog niet in, dus ik kan een deel vegetarisch houden.’
Rachel wierp me een vragende blik toe. Ik knikte terug: prima.
‘Ja graag, dank je.’ Rachel had inmiddels de wijnfles open en schonk zichzelf een flinke bel in.
Vanuit de keuken: ‘Leuk!’
Paul vond werkelijk alles leuk, dat vond ik zo leuk aan die man.
Ik had naast Marije plaats genomen op de bank en probeerde mij te concentreren op het NOS-journaal dat net was begonnen. Amateurfilmpjes van de facebook-veldslag in Haren flikkerden op de oude portable beeldbuistelevisie, die de helft van de eettafel innam. Ik putte er een vaag genoegen uit te zien dat ik niet de enige was die in een gekkenhuis verzeild kon raken. Marije keek apathisch mee en schudde met haar hoofd. Ze vroeg haar dochter of ze Gilles even over kon nemen, maar Rachel was net bezig haar tweede bel wijn in te schenken. Ik strekte mijn arm uit en Marije gaf haar kleinzoon aan mij door.
Toen op het scherm Philippe Gilbert op de Cauberg op zijn wereldkampioenschap wielrennen afstevende, kwam Paul met zijn pan spaghetti de kamer in en schonk Rachel het laatste restje rode wijn in haar glas.
‘Hebben jullie nog een fles?’, vroeg ze aan niemand in het bijzonder.
Marije keek haar dochter somber aan, met een onmiskenbaar vleugje verwijt: ‘Nee, Rachel.’ Ze benadrukte het woord nee. ‘Die fles hadden Paul en ik voor onszelf voor vanavond gekocht.’
Rachel keek beteuterd terug en verlegde haar aandacht toen naar haar zoon in mijn armen. ‘Gilles is moe. Ik denk dat het beter is dat we naar huis gaan, dan kan hij in zijn eigen bedje slapen.’ Ze zat op haar knieën tegenover mij en daardoor ontging het haar dat Paul mij met een wat-maak-je-me-nou?-blik aankeek.
‘Maar het eten is net klaar!’ De altijd optimistische Paul kon zijn irritatie niet meer verhullen. Blijkbaar vond hij toch niet alles leuk.
‘Ik heb thuis nog wel wat in de diepvries liggen,’ antwoordde Rachel, alsof dat op dit moment Pauls zorg was.
Marije zuchtte, maar mengde zich er niet in. Ze kende haar dochter waarschijnlijk lang genoeg om te weten waar Rachels haast werkelijk vandaan kwam.
Als ik op dat gebied nog twijfels had gehad, dan waren die in de auto al snel weggenomen. We reden op de A7 richting Amsterdam en ik hield me min of meer aan de maximum snelheid, maar Rachel leek haar eeuwige angst voor autorijden ineens overwonnen te hebben. Ze boog zich vanaf de achterbank voorover tussen de voorstoelen door en wierp een blik op de snelheidsmeter.
‘Wat rij je langzaam. Dat kan toch wel wat sneller?’
Ik keek verbaasd achterom. ‘Wat jij wilt, Rach.’ Ik schakelde terug, trapte het gas in en voerde de snelheid op tot zo’n honderdzestig.
‘Is dat alles?’ Ondanks alles verbaasde ze me.
Dankzij mijn zware rechtervoet kon Rachel nog voor het half tien was een nieuwe fles witte wijn uit mijn koelkast aanbreken, terwijl ik de slapende Gilles van de Maxicosi overhevelde naar het campingbedje in mijn slaapkamer.
Het moet op zijn hoogst een kwartier hebben geduurd om Gilles te verschonen, in zijn pyjama te hijsen en weer in slaap te sussen. Maar toen ik mijn keuken in kwam, stond Rachel wat onvast tegen de reling van het grote raam te leunen. Het bodempje vloeistof in het glas dat ze in haar linkerhand hield, wiebelde op en neer. Met haar rechter hand prutste ze met iets wat ik aanvankelijk niet thuis kon brengen. Voor het eerst sinds juli zag ik weer die lodderige, afwezige blik in haar ogen en daarmee verdween mijn laatste beetje hoop dat dit een korte, eenmalige terugval was. De waardeloze Rachel die ik ruim twee maanden eerder de deur uit had geschopt, was in al haar mistroostige glorie terug. Ik probeerde de juiste woorden te vinden, maar kon er niet op komen.
Toen zag ik wat ze in haar rechterhand had. Rachel had mijn iPhone te pakken gekregen en zat er doorheen te scrollen.
‘Wat doe je?’
Rachel keek naar me op, leek even tijd nodig te hebben om tot zich door te laten dringen wie ik was en wat ik had gevraagd, en ging toen verder waar ze mee bezig was. ‘Ik kijk gewoon even wat je met je blondies bespreekt.’
‘Geef mijn telefoon hier!’
Rachel liet zich niet van de wijs brengen. ‘Niks ervan.’
Ik zette een stap in haar richting en stak mijn hand uit. ‘Hier!’
‘Heb je geheimen voor me?’ Ze lachte, mysterieus maar minzaam.
Op dat moment schoot ik op haar af, pakte Rachel bij haar pols en rukte mijn telefoon uit haar hand. Ze verzette zich en haar wijnglas kletterde op de grond. Als een wonder bleef het heel. Ik keek op het scherm en zag dat ze door mijn whatsapp-contacten had staan scrollen. Daardoor zag ik haar hand niet aankomen.
Dit is een fragment uit de roman Afval, over de vernietigende werking van borderline op een jonge moeder en haar pasgeboren kind.