Frank Jacobs

journalist, schrijver en autojournalist

  • Artikelen
    • De Naardense moordzaak
    • Lost in Transition: energietransitie, maar dan?
    • Karin Slaughter over Tesla
    • Dodenvlucht Neptune 212 wellicht diefstal
    • Neptune 212: dodenvlucht boven Katwijk
    • Dakota 079: de weggemoffelde vliegramp van Biak
    • Het duistere verleden van BMW-familie Quandt
    • Religieuze moord op zee: het geheim van de KW 171
    • Ferdinand Piëch, de geniale megalomaan van Volkswagen
    • Volkswagen: familievetes en stoeltjewip
    • De verdwenen Porsche van James Dean
    • Terugkeer van een dode baron (2)
    • Terugkeer van een dode baron
    • Portfolio
  • Columns
    • Waarom de flitsmarathon onzin en bangmakerij is
    • Dieren mogen worden doodgereden, vindt de Provincie Zuid-Holland
    • Waarom kernenergie een heel slecht idee is
    • Armoede? Je hebt geen idee wat dat is
    • #NederlandVleesland
    • Omgekeerde vlaggen en boerenzakdoeken: zo herken je de simpelen van geest
    • Armoede los je zo op
    • Veevervoer? Complimenten aan Schiphol!
    • Eva Vlaardingerbroek, ga dansjes doen op TikTok
    • Paybacktime
    • Franse probleemjongeren welkom in Nederland
    • Windmolenparken op zee
    • Zijn katten invasieve exoten?
    • Zijn wielrenners asociaal?
    • Second Love: daten voor proleten
    • NewSpace: hoogplassen voor miljardairs
    • Corona: de aarde haalt opgelucht adem
    • Corona: een lesje in bescheidenheid
    • Corona: de zeven pluspunten
    • 2019 en mijn ingebeelde vriend
    • Zwarte Piet? Zand erover
    • De leugens van Koos Spee
    • Foei Halsema!
    • Een dagje aan het strand
    • De mysterieuze verdwijning van Anja Schaap: wat houdt de politie achter?
    • Wannabe-journalisten
    • Thierry Baudet: omfloerste poep
    • Arbeidsparticipatie: een pakketje schroot met een dun laagje chroom
    • Like me of zwijg
    • Vuurwerk? Rot op!
    • Lisette Vroege slachtoffer orgaanhandel?
    • Waarom Schiphol op zee bezopen is
    • Duitsland huichelland
    • Referendum: onderbuikdenkers aan de macht
    • Social influencers
    • Coen was een held
    • Aangifte doen is voor mietjes
    • 2018, het jaar van het non-nieuws
    • Wanneer wordt Lisette Vroege gevonden?
    • Waarom een dierenleven meer waard is dan een mensenleven
    • Boom!
    • Brexit? We still love you!
    • De opkomst van de tekschrijver, de ondergang van de journalist
    • Autojournalist
    • Dit is er mis met grote organisaties
    • Plastic tasjes
    • De armoedegolf van 2035: Zelfstandigen Zonder Perspectief
    • Verlengstuk
    • Vel d’Hiv: hoe bootvluchtelingen je vakantie bederven
    • Terug in je kist!
  • Korte verhalen
    • Op Slot – kort verhaal
    • De Laatste Pomp – kort verhaal
    • Ik deel hier de lakens uit – kort verhaal
    • Broedertwist – kort verhaal
  • Foto
    • Photography
  • Video
    • Documentaires
    • Autoweek TV
    • Fifth Gear Europe
    • Tuf-tuf Club op TV
  • Contact
    • Over Frank
    • Contact
    • English
    • Français
    • Deutsch
  • Email
  • Facebook
  • Google+
  • Instagram
  • LinkedIn
  • Twitter
  • YouTube
Contact
Als crossmediaal en multimediaal journalist schrijf en fotografeer ik voor onder meer AutoWeek, NU.nl, GTO Magazine, Quest Historie en Lifestyle Almere. Ook schreef ik in het verleden voor het AD en Automotive Management. Daarnaast presenteer ik video's op AutoWeek TV en voorheen het autoprogramma Fifth Gear Europe op Discovery Channel. Ik studeerde automobiel management en Frans en woonde en werkte jarenlang afwisselend in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Spanje. Begin deze eeuw haalde ik het bloed onder de nagels van justitie vandaan met de provocerende website Tuftufclub.com. Mijn journalistieke specialismen zijn naast (auto)mobiliteit geschiedenis, literatuur en muziek.

Waarom kernenergie een heel slecht idee is

13 oktober 2022 door Frank Jacobs Reageer

kerncentrale borssele frank jacobsKernenergie is door toedoen van de energiecrisis ineens weer actueel. Een moloch uit de vorige eeuw steekt zijn lelijke kop weer op; blijkbaar zijn we al weer vergeten dat atomaire technologie in mensenhanden gelijkstaat aan een doorgeladen revolver in de knuistjes van een kleuter. Kernenergie is alsof je met een modaal inkomen dertig miljoen euro leent, daar drieduizend van afbetaalt en de restschuld lachend aan je nageslacht overdraagt.

Kernenergie: ik geef je een paar goede redenen waarom we daar heel snel afscheid van moeten nemen. Om te beginnen heeft het recente verleden ons geleerd dat het verschrikkelijk fout kan gaan. Door menselijk falen sloeg in 1986 de vlam in de pan in Tsjernobyl, in 2011 veroorzaakte een aardbeving Fukishima en onwetendheid in combinatie met haastige spoed leidde in 1957 tot een bijna-megaramp in Windscale, later omgedoopt tot Sellafield. Het Internationaal Atoomagentschap IAEA registreerde de afgelopen 65 jaar veertien incindenten, waarvan tien ernstig genoeg om ze als ongeval te kwalificeren. De levensgevaarlijke situatie in het Oekraïnense Zaporizhzhia bewijst hoe link kernenergie in deze instabiele wereld is. Je kunt er dus vergif op innemen dat ook in de toekomst ongelukken met kerncentrales zullen gebeuren, temeer als je bedenkt dat nucleaire technologie steeds vaker zal worden gebruikt in minder rijke en geörganiseerde landen waar ze het met veiligheid en onderhoud niet zo nauw (kunnen) nemen, met dus een nog grotere kans op kernrampen.


Kernwapens

Kernenergie leent zich uitstekend voor massavernietigingswapens. Tijdens de hoogtijdagen van de Koude Oorlog hadden alleen de VS en de Sovjet Unie samen al genoeg rotzooi om onze hele planeet vijfhonderd (500!) keer te vernietigen. Nou krijg ik wel eens tegengeworpen dat vreedzame kernenergie en kernwapens iets heel anders zijn, maar dat is natuurlijk onzin. Piano en orgel spelen zijn ook twee verschillende disciplines, maar als je het ene instrument goed beheerst, kom je op het andere ook al een heel eind. Sterker, de allereerste grootschalige kernenergiecentrale ter wereld, Calder Hall in het Engelse Sellafield, was in feite een dekmantel voor de productie van plutonium voor de waterstofbom en een charmeoffensief: ‘Electricity too cheap to meter’, was het misleidende credo.

Radioactieve rotzooi

Kernenergie mag dan CO2-neutraal zijn, maar het levert afval op waarbij vergeleken CO2 niets voorstelt. We zijn pas zo’n tachtig jaar aan het knoeien met kernenergie, en nu al liggen er op diverse plekken in de wereld diep onder de grond en/of in betonnen bunkers stapels radioactieve rotzooi die in sommige gevallen, zoals in Carlsbad in New Mexico, de komende 250.000 jaar nog dodelijk is. Let wel, een kwart miljoen jaar: dat is bijna net zo lang als de mens überhaupt bestaat. Dat ligt veilig opgeborgen, zeggen voorstanders van kernenergie, maar wat is veilig? We hebben geen idee hoe de wereld er over duizend jaar uitziet, laat staan over 250.000 jaar. Hoe kun je beweren dat iets veilig is in een toekomst waarvan je geen benul hebt? De opslagplaatsen van die dodelijke troep blijven tot wel duizend jaar intact, schermen voorstanders van kernenergie. Over het hoe dan met de daaropvolgende 249.000 jaar heb ik nog geen antwoord kunnen vinden.

Asociaal en crimineel

Daarom is kernenergie hetzelfde als een gigalening aflsluiten waarvan je nu al weet dat je nakomelingen tot het einde der tijden er de prijs voor moeten betalen. Het is rete-egoïstisch, asociaal en daarom crimineel. En eigenlijk weten we dat best, maar we zijn zó verslingerd aan ons huidige welvaartsniveau en zó eager naar nog meer, dat we daar volkomen schijt aan hebben.
Na ons de zondvloed.

covra borssele kernafval frank jacobs
Covra: opslag radioactief afval. Tijdelijk, want we hebben nog geen idee hoe het definitief en veilig kan.

Op Slot – kort verhaal

16 januari 2025 door Frank Jacobs Reageer

Dedain omhulde haar als een wolk koppig parfum: onzichtbaar, maar onmiskenbaar – de neerbuigende toon, alsof ze haar dienstmeisje een standje gaf, de vanzelfsprekendheid waarmee ze kleding droeg waarin ieder ander zich overdressed zou voelen. Ze betaalde mij voor wat banale genoegens, maar wist desondanks een onmetelijke afstand te handhaven. Het moet die arrogantie zijn geweest die mij deed besluiten dat ik juist haar meer afhandig zou maken dan mijn gebruikelijke honorarium. De minachtende blik terwijl ze het losgeld overhandigde, was het laatste dat ik ooit van haar gezien dacht te hebben.

Maar nu, vijf jaar later, boren haar ogen zich opnieuw in de mijne en ditmaal ben ík de pineut. Naast mij zit mijn nieuwe liefde, haar dochter, die deze kerstavond heeft gekozen om mij aan haar ouders voor te stellen. Sabines vlinderachtige blijdschap staat in schril contrast met het etherische gif dat tussen haar moeder en mij hangt. Haar vader, op het oog een bezadigd man, lijkt aan te voelen dat er iets speelt en ontziet zijn vrouw. Een goed huwelijk is weten welke trede van de trap kraakt, maar ik begrijp niet waar mijn rol in dat goede huwelijk zou moeten passen. Zelf doe ik verwoede pogingen te doen alsof ik niet zojuist ontdekt heb dat mijn aanstaande schoonmoeder de vrouw is die ik ooit bediende met wat ze bij mijn aanstaande schoonvader ontbeerde. Ergens aan de rand van mijn bewustzijn zweeft de gedachte dat het onlogisch zou zijn dat ze de gierton, waar ze destijds zo veel voor betaalde om hem gesloten te houden, nu over tafel uit zou gieten.
Een hand knijpt in mijn knie, mijn hart slaat een slag over. Sabine schenkt me een gelukzalige glimlach. Ik lach terug, maar het kan niet veel meer zijn dan een geforceerde grimas. Snel kijk ik weer voor me uit, waar ik Joyces ogen, die tussen de kaarsen door pijlen op mij af schieten, niet kan negeren. Ik verdraag haar blikken amper en probeer door het raam naar buiten te vluchten, maar de weerspiegeling van ons kerstdiner is sterker dan de veilige duisternis op straat, waarvan de geruststelling tussen mijn vingers door glipt op het moment dat ze de stilte verbreekt.
“Rutger”, krult ze haar lippen rond mijn naam, terwijl ze haar ellenbogen op tafel plant en haar kin op haar ineengevouwen vingers vlijt.



“Mevrouw?” De tijd dat ik haar – hijgend in haar oor – bij de voornaam moest noemen, ligt ver achter ons. Ze antwoordt in stilzwijgen, met niets dan licht samengeknepen ogen. Haar man snijdt een stukje van zijn vlees, dat hij kort inspecteert alvorens het in zijn mond te stoppen. Ik vrees de woorden die niet lang meer op zich laten wachten, leg mijn servet op tafel en mompel iets over het toilet, waarna ik quasi-kalm de kamer uit loop. Ik heb geen idee waar het toilet is, maar de voordeur weet ik feilloos te vinden. Ik druk de klink omlaag, snakkend naar frisse lucht.
Tevergeefs. De deur zit op slot.

Longlist Querido Academy schrijfwedstrijd 2025.


Why Nuclear Energy is a Very Bad Idea

27 november 2024 door Frank Jacobs Reageer

kerncentrale borssele frank jacobsNuclear energy has suddenly become relevant again due to the energy crisis. A monster from the previous century is rearing its ugly head again; apparently, we have already forgotten that atomic technology in human hands is equivalent to a loaded revolver in a toddler’s hands. Nuclear energy is like taking out a loan of thirty million euros on a modal income, paying back three thousand, and cheerfully passing the remaining debt on to your descendants.

Nuclear energy: I’ll give you a few good reasons why we should say goodbye to it very quickly. To begin with, recent history has taught us that things can go terribly wrong. Due to human failure, disaster struck in Chernobyl in 1986, in 2011 an earthquake caused Fukushima, and ignorance combined with hasty action led to an almost mega-disaster in Windscale in 1957, later renamed Sellafield. The International Atomic Energy Agency (IAEA) has registered fourteen incidents in the past 65 years, ten of which were serious enough to be qualified as accidents. The life-threatening situation in the Ukrainian Zaporizhzhia proves how risky nuclear energy is in this unstable world. You can bet that accidents with nuclear power plants will continue to happen in the future, especially considering that nuclear technology will increasingly be used in less wealthy and organized countries where they cannot or do not take safety and maintenance seriously, thus increasing the chance of nuclear disasters.

<script async src=”//pagead2.googlesyndication.com/pagead/js/adsbygoogle.js”></script>
<ins class=”adsbygoogle” style=”display: block; text-align: center;” data-ad-layout=”in-article” data-ad-format=”fluid” data-ad-client=”ca-pub-1285622645042453″ data-ad-slot=”8842128382″></ins>
<script>
(adsbygoogle = window.adsbygoogle || []).push({});
</script>

Nuclear Weapons Nuclear energy is excellently suited for weapons of mass destruction. During the height of the Cold War, the US and Soviet Union alone had enough material to destroy our entire planet five hundred (500!) times. I sometimes hear the argument that peaceful nuclear energy and nuclear weapons are completely different things, but that’s nonsense. Playing the piano and organ are also two different disciplines, but if you master one instrument well, you’ll get quite far on the other. In fact, the world’s first large-scale nuclear power plant, Calder Hall in Sellafield, England, was essentially a cover for producing plutonium for the hydrogen bomb and a charm offensive: ‘Electricity too cheap to meter’ was the misleading credo.

Radioactive Garbage Nuclear energy may be CO2-neutral, but it produces waste that makes CO2 look like nothing. We’ve only been messing with nuclear energy for about eighty years, and already there are piles of radioactive garbage deep underground and/or in concrete bunkers in various places around the world that in some cases, such as in Carlsbad, New Mexico, will remain deadly for the next 250,000 years. Note, a quarter of a million years: that’s almost as long as humans have existed. It’s safely stored, nuclear energy proponents say, but what is safe? We have no idea what the world will look like in a thousand years, let alone in 250,000 years. How can you claim something is safe in a future you have no clue about? The storage sites for this deadly mess will remain intact for up to a thousand years, nuclear energy supporters claim. I haven’t found an answer about what happens in the following 249,000 years.

Asocial and Criminal Therefore, nuclear energy is the same as taking out a gigantic loan that you already know your descendants will have to pay for until the end of time. It is extremely selfish, asocial, and therefore criminal. And actually, we already know this, but we are so addicted to our current level of prosperity and so eager for even more that we completely don’t care. After us, the flood.

Waarom de flitsmarathon onzin en bangmakerij is

6 augustus 2024 door Frank Jacobs Reageer

Multanova radar foto Frank Jacobs

Elke keer als de komkommers rijp zijn, komt hij weer uit de lucht vallen: de flitsmarathon. Of beter gezegd: het persbericht waarmee die flitsmarathon door de vage website Roadpol wordt aangekondigd. In werkelijkheid komt er nooit een flitsmarathon, om de eenvoudige reden dat een flitsmarathon niet kan. Tenminste, tenzij er politiekorpsen zijn die de rest van het jaar bewust belastinggeld verbranden.

Dat zit zo: om te flitsen heb je twee dingen nodig: een radarsetje en een gediplomeerd, gekwalificeerd mens. Zo’n setje kost algauw anderhalve ton en dat wordt dus optimaal ingezet, het hele jaar door. Immers, in de kast kost het geld en in de berm levert het geld op.


Sociale werkplaats

Hetzelfde geldt voor de mens: elk korps heeft een bepaald aantal mensen die zijn opgeleid om dit werk te doen. Die zitten de rest van het jaar niet achter de geraniums, mogen we tenminste hopen. Je kunt niet even een stel mensen van de sociale werkplaats lenen om zo’n flitsmarathon te bemannen. Nou ja, technisch gesproken wel, maar wettelijk niet.

Ergo: áls er zoiets is als een flitsmarathon, dan zijn er politiekorpsen die buitengewoon inefficiënt werken. Dat mogen we toch niet hopen?

Om te flitsen is gekwalificeerd personeel nodig.

De Naardense moordzaak

26 mei 2024 door Frank Jacobs Reageer

In de lente van 1950 wordt Nederland opgeschrikt door een gruwelijke moord. In de rietkraag van de vestinggracht van Naarden vindt de politie het toegetakelde lichaam van een jonge vrouw. De dader is dan al opgepakt en heeft bekend. Maar pas later komt de verbijsterende geschiedenis, die leidde tot deze crime passionel, boven.

Deze afschuwelijke geschiedenis begint een kleine drie jaar eerder heel mooi en idyllisch op een Fries meer. De dan twintigjarige dienstplichtig soldaat Hans B. uit Haarlem staat op het punt naar Nederlands-Indië uitgezonden te worden. Voordat hij op de boot naar het oosten gaat, brengt hij op uitnodiging van een vriend nog een lang weekend door om en op het Sneekermeer. De Sneekweek 1947 is gezegend met prachtig zomerweer en het is heel druk.

Plotseling valt Hans’ blik op een jong meisje en zijn hart slaat op hol, zo schrijft hij later: ‘Ik hield van haar, vanaf het eerste ogenblik dat ik haar zag.’ Hij verliest haar weer uit het oog, maar de volgende dag ziet hij het meisje opnieuw. Ditmaal staat ze te midden van een groep jongens en het zichtbare plezier dat ze daaraan beleeft, maakt Hans, zoals hij zelf omschrijft, razend.

Driemaal is scheepsrecht, ook op het Sneekermeer, zodat Hans de derde dag eindelijk contact met het meisje weet te maken. Aan het begin van de middag vliegt een politieboot in brand en terwijl hij naar het vuur staat te kijken, ontdekt hij in de menigte ramptoeristen het mikpunt van zijn nieuwe begeerte. Hij spreekt haar aan met ‘Machtige fik, hè?’. Ze stelt zich voor als Martha, maar Hans maakt daar meteen Matty van. Ze brengen de rest van de dag in elkaars gezelschap door en spreken voor die avond af in een dancing in Sneek. Tegen het eind van de dansavond begeleidt Hans Martha naar huis en onderweg flikflooien en zoenen ze wat. Martha belooft Hans de volgende dag naar het station te begeleiden, onwetend dat hij binnenkort voor drie jaar naar Indonesië vertrekt, maar komt niet meer opdagen.



Nog voordat hij werkelijk vertrekt, ontvangt Hans in de kazerne in Breda een brief van Martha. Ze nodigt hem uit het volgend weekend in Joure, waar ze woont, omdat ze dan haar zeventiende verjaardag viert. Met pijn in zijn hart laat Hans verstek gaan; hij krijgt geen toestemming meer de kazerne te verlaten.

Gevoel voor romantiek mag hem in elk geval niet worden ontzegd, zo blijkt uit zijn eigen tekst over die tijd: ‘Ik stond aan de reling en keek naar de horizon, waar de gele lijn van de Nederlandse duinen langzaam vervaagde. Maar ik zag het niet, want voor mijn ogen zweefde het lieve gezichtje van het blonde meisje, dat ik Matty genoemd had.’

Meer meisjes

Tijdens het eerste halfjaar van zijn verblijf in Indonesië corresponderen Martha en Hans op regelmatige basis. Volgens Hans waren haar brieven weinig zeggend, wat hem ertoe bracht haar te schrijven dat ze maar beter niet op hem zou wachten. Wat daar aan zal hebben bijgedragen, is dat Hans volgens zijn dienstmaten met wel meer meisjes correspondeert in die tijd. Daaronder de Amsterdamse Freddy Schutte, die hij van voor zijn diensttijd kent en die hij ineens tegenover zijn dienstmaten als zijn verkering benoemt. Vier maanden hoort hij niets meer van Martha, tot er ineens een brief ligt vol pijn en verdriet, waarin Martha, dat zegt Hans tenminste, bezweert dat ze als het nodig is wel tien jaar op hem wil wachten. Dat doet Hans’ passie weer opbloeien en de brieven die daar op volgen, helpen hem moreel door de rest van zijn zware tijd in de rimboe heen.

Hans’ relaas wordt vanaf dat moment een beetje ongeloofwaardig. Hij schrijft dat Matty op een zeker moment bij zijn moeder inwoont, omdat ze bevriend is geraakt met zijn zus Puck. Feit is echter dat we over een brief beschikken die Puck begin 1950 aan Martha schrijft, dus op een of andere manier moeten de dames elkaar na het korte avontuur tussen Hans en Martha hebben leren kennen. Hoe dan ook, terwijl Hans de dagen aftelt tot hij terug naar Nederland kan om Martha’s schriftelijke beloften als ‘je mag alles met me doen’ te verzilveren, krijgt hij een laatste brief van Martha, waarin ze schrijft dat ze verliefd is geworden op de zoon van vrienden van zijn moeder, Jan Foudraine, een medicijnenstudent van haar leeftijd. Hans is diep teleurgesteld en des duivels.

Hans grijpt zijn kans

Op vrijdag 24 maart 1950 meert troepentransportschip SS Waterman aan in de haven van Rotterdam. Hans en zijn maten zijn thuis en Hans trekt weer in bij zijn moeder in Haarlem. Twee dagen na zijn thuiskomst staat Martha daar op de stoep. Met de student is het allang uit en Hans grijpt zijn kans. De dagen die volgen weet hij zich amper raad van vreugde en al zijn hoop richt zich op een lang en gelukkig leven met zijn ‘Matty’ als zijn vrouw. Als we Hans’ teksten mogen geloven, doet Martha alles om hem in die waan te laten. Ze is inmiddels verpleegster in opleiding in het Diaconessenziekenhuis in Naarden, waar ze ook woont en Hans probeert ondertussen een plek te krijgen op de politieschool. Maar hij besluit dat ze beiden maar moeten afzien van verdere opleiding en zo gauw mogelijk een huis en werk moeten zoeken. Martha denkt daar echter heel anders over. Haar ouders zijn welgesteld, vinden de werkloze, laag opgeleide zoon van gescheiden ouders geen partij voor hun dochter en dreigen haar studietoelage stop te zetten als ze met Hans doorgaat. Martha wil zich naar haar ouders voegen, Hans besluit dan dat, als hij haar niet kan hebben, niemand anders dat zal doen.

Tenminste, dat is het relaas van Hans in zijn ‘Ik, moordenaar’ getitelde tekst. Maar als we de vele getuigenverklaringen uit het politiedossier mogen geloven, zat de werkelijkheid nog een stuk gecompliceerder in elkaar. In dat dossier vinden we bovendien naast Hans’ afscheidsbrief aan zijn moeder en geschreven aanklacht aan Martha’s vader verontrustende, maar fascinerende briefwisselingen tussen Martha, Hans en diens beste vriend Fokke, waaruit een akelige, ongemakkelijke driehoeksverhouding blijkt.

Vrijpostig gedrag

Fokke Hofman, zoon van een Groningse hotelier, was samen met Hans in Indonesië en het tweetal was volgens getuigen al die tijd onafscheidelijk. Op Zondag 16 april 1950 is Fokke dan ook een van de genodigden op een feestje ten huize van Hans in Haarlem. Ook Martha is natuurlijk van de partij en het valt die avond meerdere getuigen op dat ze meer aandacht heeft voor Fokke dan voor Hans. De drank vloeit rijkelijk en dat is dan ook het excuus dat Fokke later aanwendt wanneer Hans hem per brief aanspreekt op het vrijpostige gedrag tussen hem en Martha. Fokke antwoordt dat hij zich nergens zorgen over hoeft te maken.

Of Fokke dat nou meent of niet, het heeft er alle schijn van dat Martha daar anders over denkt. Kort na de beruchte fuif reist ze naar Groningen, waar ze samen met Fokke op kroegentocht gaat, Hans in de veronderstelling latend dat ze bij haar ouders in Joure is, om toestemming te vragen voor de verloving met Hans.

Vleselijke gemeenschap

Na de stappartij overnacht Martha in een aparte kamer in Fokkes vaders hotel. Op de vraag van de politie of er ‘vleselijke gemeenschap’ (sorry, ik citeer uit een politieverslag uit 1950) heeft plaatsgevonden, antwoordt Fokke dat hij zich dat niet kan herinneren. Maar hij vermoedt van niet, omdat hij met zoveel drank op nergens toe in staat zou zijn geweest.

Ondertussen beginnen bij Hans alle alarmbellen te rinkelen. Mensen in zijn omgeving waarschuwen hem: Martha houdt niet van hem, ze zou er een promiscue levensstijl op na houden. Hij schrijft een brief aan Fokke, waarin hij, zich beroepend op hun vriendschap, hem vraagt het eerlijk te zeggen als Martha contact met hem opneemt.



De brieven die Hans gedurende de maand april aan Martha schrijft, moeten haar op haar beurt ook hebben verontrust. Zijn devotie grenst aan het manische en moet elke weldenkende jonge vrouw angst hebben ingeboet. Hij sommeert haar haar opleiding af te breken en met hem bij zijn vader in te trekken. Voor een jonge vrouw van nog geen twintig moet dit verstikkend zijn geweest.

Blufpoker

Uiteindelijk ziet Hans Martha weer op vrijdag 5 mei 1950. Ze drinken wat bij De Gooise Boer in Bussum, tegenwoordig een garagebedrijf. De uitspanning werd beroemd omdat Winston Churchill er op doorreis ooit een biertje dronk. Wanneer Hans Martha vraagt wat ze wil drinken, vraagt ze om een cola tik, ofwel met een scheut jenever. Dat verontrust hem nog meer, want Martha heeft vrijwel geen ervaring met alcohol en cola tik is toevallig Fokkes favoriete drankje. Hans vraagt haar wat haar vaders reactie was op hun voorgenomen verloving, waarop ze antwoordt dat ze er niet met hem over heeft kunnen hebben, omdat ze met een vriendin naar Groningen was gegaan om te shoppen. Hans vraagt of ze niet toevallig voor Fokke in Groningen was. Martha ontkent dat, maar dan bluft Hans dat Fokke hem dat heeft geschreven. Daar trapt ze in en ze slaat door, waarna bij Hans alle stoppen doorslaan. Op dat moment, zo vertelt hij de politie later, besluit hij haar de volgende dag te doden en daarna de hand aan zichzelf te slaan. Wat we nu weten is dat hij al een paar weken met dat plan rondloopt.

Ik, moordenaar

Zaterdag 6 mei 1950 bereidt Hans zijn verschrikkelijke plan minutieus voor. Hij schrijft enkele epistels over hoe hij tot zijn daden is gekomen, getiteld ‘Ik, moordenaar’ en ‘Soldaat, erger je niet’, waarop een deel van dit verhaal is gebaseerd, een afscheidsbrief aan zijn moeder (die ondertussen af en toe nietsvermoedend langsloopt) en een meedogenloze verklaring aan Martha’s vader, waarin hij hem verantwoordelijk stelt voor het naderende drama. Daarna koopt hij bij een ijzerwarenhandel in Haarlem een dolk. Begin van de avond stapt hij op de trein naar Naarden, waar Martha hem verwacht, onwetend van het gruwelijke lot dat haar te wachten staat. Rond acht uur ’s avonds haalt Hans haar op voor het Diaconessenhuis, waarna ze in hotel Den Hul in Naarden enkele drankjes doen.

Dolk

Tegen het einde van die avond, in het overvolle café Cosy Corner aan de Grote Markt in Haarlem, zitten twee vrienden van middelbare leeftijd, Willem Blok en Henk Groenendaal, aan de bar de week weg te drinken. Kort na middernacht zien ze een jongeman binnen stappen. Hij komt vlak naast ze aan de bar staan en bestelt vijf borrels, die hij tot hun verbazing achter elkaar achterover slaat. Wanneer ze met hem aan de praat raken, merken Willem en Henk al gauw dat de jongeman, die zich voorstelt als Hans, nogal warrig gedrag vertoont. Hij doet zijn beklag over zijn ringloze vingers, maakt wat suggestieve opmerkingen over een gepleegde moord en toont de dolk die hij in zijn binnenzak heeft. De vrienden doen de verhalen af als dronkenmansgebazel en schenken er weinig aandacht aan.

Wanneer om één uur ’s nachts Cosy Corner dichtgaat, besluiten Willem en Henk nog even naar Zandvoort te gaan, waar de horeca langer open blijft. Ze roepen een taxi aan en Hans voegt zich bij hen, zodat ze gedrieën instappen. Onderweg weet Henk, die de achterbank met Hans deelt, hem de dolk ongemerkt afhandig te maken. In Zandvoort aangekomen bij café Casablanca, blijft Hans nog even in de taxi zitten, waar hij de chauffeur al zijn geld biedt als hij zo hard mogelijk tegen een boom rijdt. De chauffeur bedankt vriendelijk voor de eer en gaat samen met het drietal het café binnen.

Geronnen bloed

Daar begint Hans opnieuw over de vermeende moord. Op het toilet demonstreert hij Willem hoe hij het gedaan heeft, door een arm om zijn nek te slaan en met zijn vrije hand een snijbeweging langs diens hals te maken. Terug in de gelagkamer knijpt hij een borrelglas kapot, wat voor Willem de laatste druppel is; die jongen is hard aan zijn bed toe.

Ze rijden in de taxi terug naar Haarlem, waar eerst Henk thuis wordt afgezet. De taxi rijdt door naar Hans’ ouderlijk huis, waar hij uitstapt en in de nacht verdwijnt. De taxichauffeur en Willem bekijken het mes, dat Henk eerder aan Willem heeft overhandigd, nog eens goed en zien dat er geronnen bloed op het lemmet zit. Dat geeft ze het laatste duwtje en ze rijden meteen door naar het politiebureau om te vertellen wat ze hebben meegemaakt en gehoord.

De politie neemt hun verhaal serieus en belt eerst met het bureau Naarden om te informeren of daar een meisje is vermist of dat er een moord is gepleegd. Op beide vragen is het antwoord negatief, maar de agenten zijn er niet gerust op en snellen naar het adres waar de taxichauffeur en Willem Hans eerder hebben afgezet. Hans’ moeder doet verbaasd open en zegt dat haar zoon een uur eerder is thuisgekomen en meteen doorgegaan is naar zijn bed. Op aandringen van de politie gaat ze naar boven, waar ze Hans schijnbaar levenloos, badend in zijn eigen bloed, met doorgesneden pols, aantreft.

Ik heb haar in de poel gesodemieterd

Maar Hans is niet dood. Een toegesnelde arts weet hem weer enigszins te stabiliseren, alvorens Hans per ambulance naar het ziekenhuis wordt gebracht. Ondertussen vertelt zijn moeder aan de politie dat haar zoon relatieproblemen heeft met een leerling-verpleegster uit Naarden, genaamd Martha Keverling. Een van de agenten belt met het Diaconessenhuis. Martha’s bed is leeg en onbeslapen: reden genoeg voor de politie Haarlem om de collega’s in Naarden in te lichten.

Rond half zeven in de zondagochtend is Hans genoeg opgelapt om te worden verhoord. Hij geeft zijn daad meteen toe en vertelt de agenten waar ze het lichaam van Martha zullen aantreffen: links, net voorbij de tweede loopbrug, in het riet: ‘Ik heb haar in een poel gesodemieterd.’ De politie van Naarden snelt erheen en vindt inderdaad het gruwelijk verminkte lijk van een jonge vrouw.

Geen enkel berouw

Tijdens de verhoren die de dagen daarop volgen, toont Hans geen enkel berouw. Hij vertelt tot in detail hoe hij Martha meenam naar de verlaten Naardense vestingwallen, daar nog een tijdje met haar praatte en vrijde, haar tenslotte de vraag stelde of ze van hem hield en toen haar antwoord negatief was, de dolk uit zijn zak trok, het lemmet in haar hals stiet en haar keel doorsneed. Ze strompelde al gorgelend nog een eind terug naar waar ze vandaan waren gekomen en stortte toen ter aarde, waarna Hans haar bij de enkels pakte en het riet in trok. Na zijn daad nam hij de bus naar station Bussum, waar hij de trein naar Amsterdam pakte. Daar aangekomen stapte hij in een taxi naar Haarlem, om in Cosy Corner zijn daad te verdrinken en op te biechten.

Met haar negatieve antwoord op de vraag van Hans of ze van hem hield, heeft de negentienjarige Martha Keverling haar doodvonnis getekend, concludeert de president van de rechtbank Amsterdam tijdens de inhoudelijke behandeling, begin november 1950. Ruim twee weken voor de moord had Hans haar ook al gevraagd of ze van hem hield. Ze had toen onder zijn jas een aardappelmesje gevoeld en uit lijfsbehoud positief geantwoord, wat Hans ervan zou hebben weerhouden zijn voorgenomen daad te plegen.

Speels

Het is naar onze huidige normen nauwelijks meer voor te stellen, maar Hans’ advocaat, de destijds bekende strafpleiter François Pauwels, brengt als verzachtende omstandigheid aan dat Martha Keverling een beeldschoon meisje was met betoverende ogen. Dat echter, ‘zoals zoveel voorkomt bij knappe meisjes, speels was’. Een van de politiemannen die aan de zaak werkte, korpschef Guus Jacobs, maakt het nog bonter door – weliswaar in zijn privé-omgeving – te stellen dat mejuffrouw Keverling het ook wel een beetje aan zichzelf te danken had, omdat ze ‘als een vlinder van bloem naar bloem ging’.

Hans betreurt slechts dat de politie hem de fatale avond op tijd vond zodat zijn zelfmoord niet effectief was. Uit diverse getuigenverklaringen en zijn eigen woorden blijkt onomstotelijk dat hij wekenlang heeft rondgelopen met het plan Martha Keverling te vermoorden, zodat moord bewezen is. Bovendien wordt hij volledig toerekeningsvatbaar verklaard. De grove bewoordingen waarin hij zich tegenover de politie uitliet over zijn daad doen hem evenmin goed. De president bestempelt hem als ‘egocentrisch, ijzingwekkend hard, koud en gevaarlijk’. Wat hem behoedt voor levenslang zijn het feit dat zijn ouders uit elkaar gingen toen hij op de kwetsbare leeftijd van elf jaar was, zijn tijd in Indonesië en het gegeven dat hij in de aanloop naar zijn misdaad geen werk had en met zijn ziel onder de arm liep. De officier van justitie eist twintig jaar. Veertien dagen later luidt het vonnis vijftien jaar gevangenis.

Betreurd

Hoe het hem verder verging? Vanaf dat moment is er amper meer iets te vinden over het leven van Hans B. Hij moet op zijn laatst in de lente van 1965 op vrije voeten zijn gekomen, nog geen veertig jaar oud en dus mogelijk nog een half leven voor zich. Na enig graven ontdekte ik dat hij op 2 december 1976, enkele dagen voor zijn vijftigste verjaardag, in Alkmaar is overleden, betreurd door een vrouw en twee kinderen. In De Telegraaf van 4 december staat een overlijdensadvertentie, die me aanknopingspunten geeft. Daardoor weet ik uiteindelijk een van de nabestaanden op te sporen, maar wanneer ik haar vraag hoe het Hans B. na zijn detentie is vergaan, antwoordt ze: ‘De nog levende familieleden hebben de verschrikkelijke gebeurtenis zelf niet meegemaakt omdat ze baby of nog niet geboren waren. Wat betreft het verdere leven van Hans, wil ik aangeven dat de familie na al die jaren de oorlog van Hans een plaats heeft kunnen geven en daar willen wij hem laten.’ Daar kan ik uiteraard alleen maar respect voor hebben.

Maar dat de zaak nog steeds niet helemaal vergeten is, ontdek ik wanneer ik, het oude politiedossier onder mijn arm, op het Vestingpad van Naarden foto’s maak van de crime scene van driekwart eeuw geleden. Een hoogbejaarde man die toevallig voorbij komt, vraagt me wat er nou zo interessant is aan een rietkraag. Ik vertel hem dat hier 74 jaar geleden een trieste misdaad werd gepleegd en dat mijn opa als korpschef van Naarden het onderzoek leidde, waarop zijn ogen beginnen te glimmen. ‘Wist u dat de oudere Naardenaren dit nog steeds ‘het Moordpaadje’ noemen?


Dieren mogen worden doodgereden, vindt de Provincie Zuid-Holland

15 mei 2023 door Frank Jacobs Reageer

Wanneer een radeloze moedereend met haar laatst overgebleven pulletje over het dodelijke asfalt een wisse dood tegemoet zwalkt, moet je keurig doorrijden en tra-la-la zingen, liever dan de diertjes redden. Tenminste, dat vindt de Provincie Zuid-Holland, zo leerde ik vandaag. Maar gelukkig voor moeder en kind leerde ik vandaag ook dat de aanhouder wint.

De remlichten van de auto voor mij lichten op, de auto maakt een plotselinge slinger naar links en daardoor zie ik waarom. Een vrouwtjeseend wandelt met een rotsvast in zijn moeder vertrouwend pulletje in haar kielzog over het kakelverse asfalt van de N206, de net geopende provinciale weg tussen Leiden en Katwijk. Met dit drukke verkeer is de kans dat ze de overkant halen minimaal, en zelf als dat wel lukt: de weg is verdiept aangelegd, met aan weerszijden meters hoge verticale wanden. Moeder zou nog vliegend kunnen ontsnappen, maar haar kuiken is daar te jong voor. Ik stuur mijn auto naar de kant en parkeer op de vluchtstrook naast de invoegstrook, terwijl moeder met haar kind onder de vangrail door waggelt, waar ze tegen de onneembare muur van de geluidswal vast lopen.

Inmiddels heb ik mijn auto zo dicht mogelijk tegen de vangrail aan geparkeerd, de alarmlichten aangezet en ben ik uitstapt. Het setje pril geluk trippelt angstig richting Katwijk, maar wat ze niet weten is dat de onneembare wal nog kilometers doorloopt. Wat ik gelukkig wél weet, is dat er over vierhonderd meter een afrit is, dus besluit ik ze daar heen te begeleiden, ondertussen de dierenambulance bellend.

Wanneer ik die aan de lijn krijg en de situatie uitleg, krijg ik te horen dat zij hier niet mogen stoppen. Ik vraag me af wat ze doen wanneer ze daar een lekke band krijgen, maar vraag de dame aan de andere kant van de lijn wat nu te doen. Ze zegt dat ze Rijkswaterstaat zal bellen, die een weginspecteur mijn kant uit zullen sturen. Ik bedank en ga in afwachting daarvan verder met het begeleiden van mijn nieuwe vrienden. Moeder gluurt af en toe onder de vangrail door, op zoek naar een opening om via het asfalt aan mij te ontsnappen wat, zoals ze niet kan weten, een vrijwel zekere dood voor haar en haar baby zou betekenen.

Na een minuut of tien belt de mevrouw van de dierenambulance me terug. Rijkswaterstaat is verwittigd, de weginspecteur – hij heeft een vangnet in zijn auto – onderweg. Dus waggelen we gedrieën verder in de richting van Katwijk, de eenden rechts van de vangrail, ik links. Af en toe aast moeder op een doorbraak, dan tuur ik onder de vangrail door dreigend terug, waarna ze het weer even opgeeft en doordribbelt. Mijn overwicht op moedereenden is gelukkig groter dan dat op dierenambulances. Tien minuten worden twintig, twintig minuten worden een halfuur. Op een zeker moment struikelt mama  van pure zenuwen over haar kindje, wat aan het pluizenbolletje een vreselijk gekrijs ontlokt. Met een pulletje van hoogstens een week is een afstand van vierhonderd meter een wereldreis, maar het kleintje huppelt moedig door, nog steeds vol vertrouwen in zijn moeder, die op haar beurt een stuk minder fiducie in mij aan de dag legt. Gelukkig maken veel kleine kuikenstapjes grote, zodat op een gegeven moment de afrit naar redding nog maar honderd meter verwijderd is.



Dan zie ik in de verte achter mijn auto oranje zwaailichten. Dat moet de beloofde weginspecteur zijn: redding is nabij. Tot mijn verbazing draait de man rondjes om mijn auto en gluurt hij erin. Ik zwaai een paar keer, maar dat ziet hij op driehonderd meter afstand niet. Na een tijdje stapt hij weer in zijn pick-up en komt hij mijn kant uit, waar hij vlak achter mij stopt en uitstapt.

“Pak uw schepnet maar!” roep ik boven het verkeersgebulder uit.
Maar hij komt zonder schepnet naar mij toe. “Is dat uw auto?”, roept hij terug.
Ik wijs naar mijn prille geluk aan de andere kant van de vangrail. “Snel, ze is er aardig klaar mee, geloof ik.”
De man lijkt niet onder de indruk. “U mag daar niet staan.”
“Schiet nou op”, roep ik terug, een voorbij denderende vrachtwagen overschreeuwend en de eendjes verder dwingend.
“Haal onmiddellijk uw auto daar weg.”
“Ik doe helemaal niets voor die twee dieren in veiligheid zijn”, brul ik, verbijsterd.
“Bel de dierenambulance dan maar.”

Aha, ik heb geen gewone lul getroffen, maar een hondenlul

Het wordt steeds gekker, denk  ik, ondertussen de eenden verder richting de veiligheid van de afrit drijvend. “Dat héb ik gedaan, en die hebben ú gestuurd. Om mij te hélpen!”
“Niemand heeft mij gestuurd, ik ben gestopt omdat uw auto daar staat en dat mag niet. U brengt de verkeersveiligheid in gevaar. Haalt u hem nú weg.”
“Past u dan ondertussen op deze twee?”
“U brengt de verkeersveiligheid in gevaar.”
Ik vat dat op als een nee. Al eendendrijvend vis ik mijn autosleutel uit mijn zak en reik hem de weginspecteur aan. “Als verkeersveiligheid u zo na aan het hart ligt: hier is de sleutel, zet u hem dan even weg?”
“Nee. Als u hem nu niet zelf weghaalt, krijgt u een flink proces-verbaal.” De weginspecteur stapt in zijn pick-up en rijdt hem een meter over twintig verder, waarmee hij mijn eenden zo aan het schrikken maakt dat ze rechtsomkeert maken, terug naar waar we een half uur geleden onze hachelijke tocht begonnen. Daar stapt hij uit en drijft hij de eenden verder terug.
Ik heb geen gewone lul getroffen, maar een hondenlul. “U proces-verbaalt maar een eind in de rondte. Ik ga hier niet weg voordat deze dieren in veiligheid zijn. Bel de politie maar.”
“Daar ben ik al mee bezig”, antwoordt Hondenlul, zijn telefoon aan zijn oor. Hij loopt in een boogje om me heen, klimt over de vangrail en positioneert zich in de baan van de eenden, die zich nu ingeklemd zien tussen de pick-up, mij en de weginspecteur.
“We waren er bijna”, zeg ik verwijtend, knikkend naar de afrit verderop. “Eenden krijgen meestal een stuk of acht jongen. Ze heeft de overige zeven zojuist dood zien rijden, ik probeer haar laatst overgebleven kind te redden en u wil dat verhinderen omdat ik fout geparkeerd sta?”
Hondenlul doet er het zwijgen toe, waarschijnlijk balend dat hij voor zijn BOA-examen is gezakt en mij dus zelf niet mag bekeuren.

De minuten die volgen, komen op mij over als uren, laat staan hoe het voor de eendenmoeder moet zijn, die haar laatst overgebleven kuiken afschermt, boos naar ons kwakend. Eindelijk verschijnt het politiebusje en ik hoop op mensen met wat meer menselijkheid dan deze dienstklopper van de Provincie Zuid-Holland. Ditmaal word ik niet teleurgesteld. Terwijl de ene agent met de weginspecteur in gesprek gaat, leg ik zijn collega uit wat er aan de hand is en dat ik zo gauw mogelijk een dierenambulance nodig heb. Die is inmiddels gebeld, verzekert de agent mij. Inderdaad, terwijl hij mijn rijbewijs controleert, verschijnt de dierenambulance, die op mijn verzoek niet wilde komen, in de verte. De agent vraagt mij mijn auto zo gauw mogelijk weg te halen en zodra hij me heeft beloofd de eendjes van de weg te houden tot de mensen van de ambulance ze hebben gevangen, doe ik wat hij me vraagt.

Wanneer ik weer invoeg op de N206, zie ik hoe de mensen van de dierenambulance mijn eenden in een reismandje zetten. Op naar een veilige vijver of de vogelopvang. Op naar een gelukkige toekomst. Daar doen provinciale ambtenaren gelukkig niets aan.

De Harley Davidson van Bertus van Hamersveld

8 november 2022 door Frank Jacobs Reageer

Harley Davidson WLA Bertus van Hamersveld Cornelia Peet Hilversum BussumDe Harley Davidson WLA van Bertus van Hamersveld is welhaast mythisch. Ik had noch van de motor, noch van zijn eigenaar ooit gehoord. Tot ik op een mysterieuze foto in mijn familiearchief stuitte.

Vele honderden foto’s uit het archief van mijn familie had ik ingescand en geanalyseerd, talloze bijzondere verhalen waren er vanachter tevoorschijn gekomen. Maar deze foto bleef lang een mysterie: een vlotte, jonge meid, poserend op een motorfiets met zijspan. Pas na een paar jaar herkende ik haar als de jonge versie van de dame die ik alleen als grijs, oud vrouwtje heb gekend: mijn oma van vaders kant, Cor Jacobs-Peet, lang geleden overleden.



Gelukkig is het kenteken van de motor leesbaar en zo kwam ik bij een oud kentekenregister van de provincie Noord-Holland, dat de fiets identificeerde als een Harley Davidson, eigendom van Bertus van Hamersveld, een iconische motorcoureur uit het begin van de vorige eeuw, de eerste Nederlandse fabriekscoureur van Harley Davidson en grootvader van coureurstweeling Tim en Tom Coronel.

Blijkbaar kende mijn oma Bertus goed genoeg om op zijn fiets te mogen poseren. Daar had ik haar graag naar gevraagd, maar helaas is mijn oma begin jaren zeventig al overleden. Wat haar band met Bertus van Hamersveld was, zal ik waarschijnlijk nooit weten, maar feit is dat die nauw genoeg was om haar op zijn Harley plaats te laten mogen nemen.

  • 1
  • 2
  • 3
  • …
  • 18
  • Volgende pagina »

Over Frank Jacobs

Frank Jacobs (1966) is crossmediaal en multimediaal journalist en schrijft, fotografeert en filmt voor onder meer AutoWeek, NU.nl, Quest Historie, GTO Magazine en Lifestyle Almere. Daarnaast presenteert hij autoprogramma’s op AutoWeek TV en voorheen Discovery Channel.

Hij studeerde automobiel management en Frans en woonde en werkte jarenlang afwisselend in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Spanje.

Lees meer over Frank Jacobs.

Zoeken

  • Why Nuclear Energy is a Very Bad Idea
  • Waarom de flitsmarathon onzin en bangmakerij is
Copyright 2015 | Frank Jacobs | KvK Almere 62518755