Frank Jacobs

journalist, schrijver en autojournalist

  • Artikelen
    • Lost in Transition: energietransitie, maar dan?
    • Karin Slaughter over Tesla
    • Dodenvlucht Neptune 212 wellicht diefstal
    • Neptune 212: dodenvlucht boven Katwijk
    • Dakota 079: de weggemoffelde vliegramp van Biak
    • Het duistere verleden van BMW-familie Quandt
    • Religieuze moord op zee: het geheim van de KW 171
    • Ferdinand Piëch, de geniale megalomaan van Volkswagen
    • Volkswagen: familievetes en stoeltjewip
    • De verdwenen Porsche van James Dean
    • Terugkeer van een dode baron (2)
    • Terugkeer van een dode baron
    • Portfolio
  • Columns
    • NewSpace: hoogplassen voor miljardairs
    • Corona: de aarde haalt opgelucht adem
    • Corona: een lesje in bescheidenheid
    • Corona: de zeven pluspunten
    • 2019 en mijn ingebeelde vriend
    • Zwarte Piet? Zand erover
    • De leugens van Koos Spee
    • Foei Halsema!
    • Een dagje aan het strand
    • De mysterieuze verdwijning van Anja Schaap: wat houdt de politie achter?
    • Wannabe-journalisten
    • Thierry Baudet: omfloerste poep
    • Arbeidsparticipatie: een pakketje schroot met een dun laagje chroom
    • Like me of zwijg
    • Vuurwerk? Rot op!
    • Lisette Vroege slachtoffer orgaanhandel?
    • Waarom Schiphol op zee bezopen is
    • Duitsland huichelland
    • Referendum: onderbuikdenkers aan de macht
    • Social influencers
    • Coen was een held
    • Aangifte doen is voor mietjes
    • 2018, het jaar van het non-nieuws
    • Wanneer wordt Lisette Vroege gevonden?
    • Waarom een dierenleven meer waard is dan een mensenleven
    • Boom!
    • Brexit? We still love you!
    • De opkomst van de tekschrijver, de ondergang van de journalist
    • Autojournalist
    • Dit is er mis met grote organisaties
    • Plastic tasjes
    • De armoedegolf van 2035: Zelfstandigen Zonder Perspectief
    • Verlengstuk
    • Vel d’Hiv: hoe bootvluchtelingen je vakantie bederven
    • Terug in je kist!
  • Korte verhalen
    • De Laatste Pomp – kort verhaal
    • Ik deel hier de lakens uit – kort verhaal
    • Broedertwist
  • Foto
    • Photography
  • Video
    • Documentaires
    • Autoweek TV
    • Fifth Gear Europe
    • Tuf-tuf Club op TV
  • Contact
    • Over Frank
    • Contact
    • English
    • Français
    • Deutsch
  • Email
  • Facebook
  • Google+
  • Instagram
  • LinkedIn
  • Twitter
  • YouTube
Contact
Als crossmediaal en multimediaal journalist schrijf en fotografeer ik voor onder meer AutoWeek, NU.nl, GTO Magazine, Quest Historie en Lifestyle Almere. Ook schreef ik in het verleden voor het AD en Automotive Management. Daarnaast presenteer ik video's op AutoWeek TV en voorheen het autoprogramma Fifth Gear Europe op Discovery Channel. Ik studeerde automobiel management en Frans en woonde en werkte jarenlang afwisselend in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Spanje. Begin deze eeuw haalde ik het bloed onder de nagels van justitie vandaan met de provocerende website Tuftufclub.com. Mijn journalistieke specialismen zijn naast (auto)mobiliteit geschiedenis, literatuur en muziek.

Weerwater Almere

25 februari 2022 door Frank Jacobs Reageer

weerwater almere side by side silverlineOoit was het zee, in 1932 werd het meer, in 1968 werd het land en uiteindelijk toch weer water. Weerwater dus. Een betere naam had Almere niet kunnen bedenken voor de kuil vol water die ontstond op de desolate plek waar in de jaren zeventig zand werd afgegraven voor de bouw van Almere Haven, een paar kilometer zuidelijker.

Vandaag de dag is het Weerwater een recreatieplas aan de rand van het stadscentrum, wat Almere een unieke positie geeft. Niet alleen loop je vanuit het winkelcentrum zo het strand op, vanaf de overkant weerspiegelt de skyline van Almere prachtig in het wateroppervlak. Niet voor niets is het dan ook daar dat dit jaar de Floriade wordt gehouden.

weerwater almere mist



weerwater almere ijs vorst winter

weerwater almere stedenwijk strand floriade winter vorst sneeuw

 

weerwater almere strand

weerwater almere utopiatoren floriade



De Laatste Pomp – kort verhaal

19 februari 2022 door Frank Jacobs Reageer

Thom tuurt door de spleetjes van zijn ogen naar de horizon. Hoewel het nog vroeg in de ochtend is, trilt de lucht boven het asfalt al. Het belooft weer een verzengend hete dag te worden. Ergens halverwege het punt waar Route 161 met de noordelijke horizon versmelt, hangt een snel naderende stofwolk. Thom hoopt dat het een vrachtwagen met een bijna lege tank is, dat zou een mooi begin van de dag zijn. Helemaal als de chauffeur ook nog dorst heeft en er een stapeltje pornobladen bij koopt. Hij haast zich naar het bord bij de afrit en draait het van GESLOTEN naar WE ZIJN OPEN. Wanneer de stofwolk dichtbij genoeg is om prijs te geven wat hem veroorzaakt, ziet Thom uit de fata morgana de vaalrode pick-up truck van Fred Bronestene tevoorschijn komen. Eerst alleen de voorruit en het geweerrek dat boven de cabine uitsteekt, daarna ontworstelt de rest van de roestige, gedeukte Chevrolet Apache zich aan de golvende eenwording van aarde en lucht. Eén koplamp schijnt strak vooruit, de andere zit los en trilt in zijn behuizing, waardoor het lijkt of hij onregelmatig flakkert.
Terwijl hij voorbij dendert, toetert Fred, bij wijze van groet. Thom heft zijn hand, maar zodra hij de achterkant van de truck ziet, vouwt hij zijn vingers op; alleen de middelste blijft overeind. De rijwind van Freds pick-up heeft het bordje een slinger gegeven en het hangt weer op GESLOTEN, de ketting zacht rinkelend. Aan Fred zal Thom nooit één druppel benzine verkopen, want Fred is eigenaar van het enige andere tankstation aan de 161.  Freds pomp staat veertig kilometer verderop naast zijn wegrestaurant, Saint Ann’s Diner. Ooit maakte Thom een bord met de tekst VERTROUW NIET OP JE BENZINEMETER, DE GIEREN WACHTEN NIET TOT JE DOOD BENT. Na twee dagen was het bord verdwenen, Thom vermoedt in de laadbak van een vaalrode pick-up truck.
Thom sloft terug naar de houten keet waar zijn armzalige nering staat uitgestald. Met zijn cowboylaars schopt hij een kei weg, die twintig meter verderop met een harde ‘klang!’ tegen een van de pompen aan komt. Hij zou ook nooit een druppel benzine van Fred kopen, al lag zijn moeder op de achterbank te creperen en zaten alle gieren van de omgeving al klaar, een servet om de schurftige nek geknoopt.
Het mechanische belletje rinkelt als Thom de deur opent. Binnen is het prettig koel; die oude, rumoerige airconditioner is het laatste wat Thom ooit weg zou doen van deze verzameling rotzooi die de erfenis van zijn pa vormt. Twee jaar geleden is de oude Knox in zuidelijke richting de woestijn in gelopen, vermoedelijk op zoek naar zijn hond. Fred vond Ritch twee weken later. Dat wil zeggen, een verzameling botten die afkomstig leken te zijn van een hond van Ritchie’s formaat. De dieren die in dit schrale, hete landschap leven, moeten met weinig voedsel genoegen nemen en kunnen niet al te kieskeurig zijn. Ritchie’s beenderen waren minutieus kaal gekloven, maar van de oude Knox is nog geen vingerkootje teruggevonden. Niet dat iemand dat had verwacht; wie in dit deel van het land verdwijnt, wordt zelden teruggezien, levend noch dood. De dood waart daarbuiten, heerst alleen en zal het schaarse, broze leven immer overvleugelen.
Thom heeft geen moment met de verdwijning gezeten, want hij heeft zijn vader nooit gekend. De oude Knox was 35 jaar eerder naar de stad gekomen, alleen hijzelf wist waarom. In een bar waar bier goedkoop was en het leven weinig meer waard maakte hij de barvrouw het hof, of wat daar voor door moest gaan. Marilyn nam het in die tijd niet zo nauw met mannen, ontving gewillig Knox’ DNA en tegen de tijd dat ze haar uitgaven kon halveren omdat ze geen maandverband meer nodig had, was Knox niet alleen lang en breed verdwenen, maar had ze bovendien zoveel genetisch materiaal van zoveel andere mannen tot zich genomen dat ze niet met zekerheid kon zeggen van wie die vervloekte baby in haar buik was. Die pompstationhouder uit het zuiden had het dichtst bij haar eisprong gezeten, dus ze was er maar vanuit gegaan dat hij de vader was van haar zoontje, dat net voor de jaarwisseling ter wereld was gekomen.

Die aanname was amper een moer waard, want Knox was weg en Knox bleef weg. Marilyn stond er alleen voor met de kleine Thom, maar dat belette haar niet om te blijven werken in de bar waar ze zijn waarschijnlijke vader tegen was gekomen. Sterker, de aanwezigheid van Thom maakte de noodzaak om zelf voor brood op de plank te zorgen des te groter. Behalve dat hij een mond te voeden extra betekende, maakte hij het haar ook minder gemakkelijk om kerels mee naar huis te nemen, van wie ze in ruil voor een zielloze pijpbeurt een paar dagen levensonderhoud kon krijgen en –  als ze dronken of naïef genoeg waren –  de kans om hun portemonnee ongemerkt te laten verdwijnen.
De eerste jaren met Thom had ze die handel helemaal achterwege gelaten, maar toen hij een jaar of vijf was, had Marilyn haar oude metier weer opgepakt. Als het even kon, sloot ze het kind op in zijn kamertje wanneer ze een klant af te werken had. Maar naarmate hij ouder werd, liet Thom zich steeds minder gemakkelijk opsluiten. Het duurde niet lang of het liet hem volslagen onberoerd een wildvreemde vent kreunend en kronkelend op hun bank te zien zitten, terwijl het knopige, gebleekte haar van zijn moeder lag uitgewaaierd over de plek waar een fatsoenlijke vent zijn onderbroek draagt.
Die kerels bleven meestal minder onberoerd als ze Thom de kamer binnen zagen lopen en nadat er een in woede ontstak en Thom – hij was inmiddels een jaar of acht – helemaal bont en blauw sloeg, zorgde Thom dat hij niet thuis was wanneer er een kans bestond dat mama een mijnheer meenam. Zijn leven verplaatste zich naar de straat en dat kwam Marilyn wel goed uit. Op zijn twaalfde verjaardag had Thom Knox drie overvallen, medeplichtigheid aan een brandstichting met dodelijke afloop, een dozijn inbraken en tientallen vechtpartijen op zijn conto. Zijn talent bleef niet lang onopgemerkt en nog voordat hij de baard in de keel kreeg, was Thom de protegé van El Gamberro, wiens naam eenieder met ook maar een greintje levenslust in Rohrville met diep respect uitsprak. Rond zijn achttiende maakte hij deel uit van El Gamberro’s lijfwacht en was hij bijna net zo gevreesd als zijn baas.
Hoewel hij in de vijftien jaar die volgden genoeg misdrijven pleegde om de elektrische stoel te krijgen – met de helft was hij ook al een eind gekomen – wist Thom al die tijd uit handen van justitie te blijven, wat hij mede te danken had aan zijn positie. Als politieman moest je wel een ontzettend rothuwelijk plus een stel pokkenkinderen hebben om El Gamberro en de zijnen veel meer dan een strobreed in de weg te durven leggen.
Maar je kunt nog zo stevig in het zadel denken te zitten, de onderwereld van Rohrville was een rodeo, ontdekte Thom op een ochtend, toen hij bruut wakker werd gemaakt en El Gamberro met twee gewapende mannen aan het voeteind van zijn bed stond. El Gamberro vroeg hem niet wáár de partij was, hij vertelde hem dat hij vijf dagen had hem terug te bezorgen, tot de laatste gram. Thom wilde hem vragen waar hij het over had, maar kreeg de kans niet. Terwijl zijn baas zich al omdraaide, schoot een van zijn handlangers een kogel door Thoms onderbeen. Tegen de tijd dat hij van de ergste pijn was bekomen, was Thom weer alleen, en in diepe, diepe moeilijkheden. Hij had zelf vaak genoeg voor El Gamberro met oplichters moeten afrekenen en wist precies wat hem te wachten stond.
Had hij een week eerder nog zijn neus opgehaald voor de erfenis van zijn vermoedelijke vader, die volgens de notaris na een jaar vermissing dood was verklaard, nu zou dat armoedige tankstation aan de 161, in een uithoek van de woestijn waar geen Rohrviller iets te zoeken had, wel eens zijn redding kunnen zijn. Blijkbaar had El Gamberro er op gerekend dat hij eieren voor zijn geld zou kiezen, want het lukte Thom twee dagen later om in een gestolen auto onopgemerkt de stad uit te komen. Inmiddels slijt hij zijn troosteloze, eenzame maar veilige dagen als pompstationhouder aan de 161 tussen Rohrville en Ryker Skies, een dorp waarvan het bestaan niemand durft te betwijfelen, maar dat op geen enkele kaart staat. De zon is daar verzengend, maar de duisternis nimmer aflatend, zo gelooft men.

Het loopt tegen tienen wanneer Thom een treetje Cola uit de opslag achter zijn winkel haalt. Terwijl hij het plastic van de blikjes scheurt, hoort hij achter zich het belletje van de deur. Dat bevreemdt hem, want hij heeft het afgelopen halfuur naar het noorden zitten staren en elke auto ziet hij ruim van tevoren als een stofwolk aankomen. Hij draait zich met een ruk om en kijkt in de ogen die op hem neerkeken toen hij twee jaar geleden een kogel in zijn been kreeg. Ditmaal is de uitdrukking in die ogen heel anders, vriendelijk zelfs, waardoor Thom moet denken aan de jaren waarin hij geloofde dat El Gamberro een redelijk substituut had kunnen worden voor zijn onbekende, maar ongetwijfeld waardeloze zak van een vader.
Gamberro lacht zijn tanden bloot. ‘Dag Thom. Ben je blij me weer te zien?’
‘Ik heb je niet zien aankomen,’ weet Thom uit te brengen nadat hij van zijn eerste schrik bekomen is.
Gamberro kijkt hem vorsend aan en laat een korte stilte vallen. ‘Je bent je scherpte kwijt, Thom. Een paar dagen geleden kwam ik hier ook langs en toen zag je me niet voorbij komen.’
‘Niemand komt hier tweemaal langs.’
‘Echt? Hoe, Tommy-Boy, kan ik dan weten dat jij vorige week dáár,’ Gamberro knikt naar rechts, ‘in een groene overall aan die loods daar stond te klussen. Naast je stond een kruiwagen met, naar ik aanneem, gereedschap.’
‘Als dat zo is, waarom reed je toen door en stop je nu wel?’
‘Omdat ik bij Saint Ann’s Diner wilde stoppen. Als ik jou was, zou ik dat bord verderop weghalen.’
‘Bord?’ Thom denkt aan het geintje dat hij een tijd geleden met Fred heeft uitgehaald. Zou die oude schoft hem met gelijke munt hebben terugbetaald?
‘Nog maar veertig kilometer voor goedkopere benzine, ijskoude dranken en de beste burgers in het land, staat erop. Hoogstens vijfhonderd meter terug.’ Gamberro wijst naar het noorden.’ Je bent hier echt ingedut, Tommy-Boy.’ Het was ooit liefkozend bedoeld, maar nu klinkt zijn oude bijnaam Thom alleen nog maar neerbuigend in de oren. ‘En daarom is het jouw schuld dat ik in Ryker Skies ben beland,’ vervolgt Gamberro. Hij trekt de glazen deur van de koelkast open, pakt een blik bier en maakt het klak-psjjj open. ‘Maar dankzij jou zal ik de eerste zijn die er ook weer weg komt.’ Hij loopt naar buiten, Thom volgt hem, verbaasd en ongerust.

‘Ik weet niet waar je wél bent geweest, maar niemand is ooit teruggekeerd uit Ryker Skies. Als het al bestaat.’ Ze zitten op plastic tuinstoelen in de schaduw van wat is overgebleven van de overkapping van het pompeiland. De rest van de houten constructie ligt in losse planken met witte afbladderende verfresten opgestapeld naast het kantoortje. De zon staat inmiddels hoog aan de hemel en het kwik van de thermometer, een roestig, blikken ding met een grijnzende tijger en opschrift “Be exxtra safe at Exxon”, kruipt traag, maar vastbesloten richting de 35 graden. Het zou Thom niets verbazen als dat oude kreng een paar graden te laag aangeeft.
Hij heeft een blikje uit zijn vers aangevulde voorraad Cola genomen. El Gamberro kijkt tevreden naar zijn Bud en neemt nog een slok.
‘Als het al bestaat? Knul, ik ben er geweest, letterlijk en figuurlijk, en Ryker Skies is echt. Al is het geen plaats zoals andere, met huizen, straten, winkels en een kerk. Ryker Skies is een plek waar vergeten nachtmerries liggen opgeslagen. Een plek waar je alleen belandt wanneer je aan jouw pomp voorbij gaat en bij Saint Ann’s Diner moet stoppen.’ El Gamberro laat een boer waar het pleisterwerk op Thoms gebouwtje, als het er nog geweest was, van zou zijn losgetrild.



‘Volgens de legende ligt het aan het einde van de 161, maar dat is gelul. Waar deze weg uitkomt, weet ik niet, maar het is zeker niet in Ryker Skies.’ El Gamberro is aan zijn tweede biertje begonnen, alsof het geen elf uur ’s ochtends, maar in de avond is,  en neemt een trekje van zijn sigaret. De rook ontsnapt traag uit zijn mond en blijft in de windstilte hangen. ‘Toen ik de afrit van Saint Ann’s Diner nam, stond die oude zak, Fred, op me te wachten. Het leek wel of hij wist dat ik eraan kwam. Maar dat was niet de enige reden waarom ik aanvoelde dat er iets niet in de haak was.’ Gamberro wijst met zijn bierblik naar Thom. ‘Ben jij er wel eens geweest?’
Thom schudt zijn hoofd. ‘Nee, nooit. Fred heb ik wel een paar keer ontmoet, maar dat was hier. Een klootzak eerste klas. Maar ja, je hebt je buren niet voor het uitzoeken in deze contreien.’
‘Saint Ann’s klopt daar niet, niet op die plek. Het is een stenen gebouw van twee verdiepingen, hagelwit geverfd, spic en span onderhouden met van die dure shutters achter alle ramen om de hitte buiten te houden. Er stond een champagnekleurige Eldorado voor de deur, glanzend en smetteloos alsof hij net uit de showroom kwam.’
Thom denkt aan de roestige pick-up truck waar hij Fred wel eens in ziet rijden, maar onderbreekt Gamberro niet.
‘De enige imperfectie aan het gebouw was dat de N van de lichtreclame ontbrak, zodat er SAI T ANN’S DINER op de gevel stond. Zulke chique gebouwen horen niet op een godvergeten plek als deze, het leek net of iemand een plaatje van een tent in een dure badplaats had uitgeknipt en op een foto van de woestijn had geplakt, snap je? Maar het was beslist geen illusie, want ik rook die goddelijke lucht van gegrilld vlees en van binnen kwamen de klanken van Ritchie Valens’ Donna. Ik durf te zweren dat ik achter die shutters allemaal mensen zag zitten. Mannen, vrouwen, kinderen; vrolijke gezinnen uit naburige dorpen die er niet waren, hierheen gereden voor een sappige Annsburger met frieten en veel ketchup. Maar toen ik even later binnen stapte, was het enige teken van leven Valens’ stem: I’m left all alone, all by myself. Het interieur was net zo keurig als de buitenkant, met crème lambrisering, een ruwhouten vloer en traag wiekende ventilatoren boven een stuk of tien ronde tafels met klassieke stoelen. Aan de overkant van het zaaltje stond een withouten bar in koloniale stijl en de barbecuegeur was binnen nog een stuk sterker.
Plotseling stond hij achter me en mijn hart sloeg een slag over. “Welkom bij Saint Ann’s, Gamba,” zei hij, me noemend bij de naam waarvan ik weet dat sommigen hem voor me gebruiken, maar die nog nooit iemand in mijn gezicht heeft durven uitspreken.’
Thom, die de bijnaam kende, moest onwillekeurig glimlachen. El Gamberro zag het en gaf hem een gemoedelijke stomp tegen zijn bovenarm.
‘Hou op met lachen, Tommy-Boy, en haal nog zo’n Bud voor me.’
Thom deed het en nam weer plaats naast zijn oude maffiabaas.
‘Gámba, verdomme. Ieder ander had drie weken door een slangetje moeten eten, maar ondanks dat hij een kop kleiner was dan ik, was er iets aan die Fred waardoor ik me inhield. “Fred is de naam en dit is mijn plek,” zei hij, zijn hand uitstekend. “Wat kan ik voor je doen?” Ik vroeg om een burgermenu en een biertje en schoof aan bij het dichtstbijzijnde tafeltje. Fred verdween door een klapdeurtje achter de bar, ik neem aan naar de keuken om mijn bestelling te bereiden.
Een dik kwartier later zette ik mijn tanden in wat zonder twijfel de beste burger was die ik ooit at. Ik had werkelijk geen idee hoe hij in zijn eentje, zo ver van de bewoonde wereld, zulk vlees op een bord wist te krijgen. Zonder toestemming te vragen nam Fred tegenover mij plaats, alsof hij van dichtbij wilde zien hoe ik van zijn kookkunst genoot. Ik voelde me ongemakkelijk bij zijn nadrukkelijke aanwezigheid, maar besloot mijn maaltijd er niet door te laten verpesten. Mijn auto was inmiddels volgegooid, dus daar kon ik hem ook niet voor wegsturen.
Toen ik mijn laatste hap wegspoelde met een flinke slok bier, verbrak Fred zijn stilzwijgen. “Jij wilt naar Ryker Skies, hè?” Het klonk nauwelijks als een vraag. Hij legde zijn onderarmen op het tafelblad en boog dichter naar me toe, vertrouwelijk, alsof er iemand was die ons kon afluisteren. Zijn adem rook naar nicotine en zure melk, maar ik deinsde niet terug, om te voorkomen dat hij zou denken dat hij me angst inboezemde. “Dan ben je bij Saint Ann’s aan het juiste adres,” zei hij.
Ik vroeg hem waarom de N op zijn gevel ontbrak, terwijl alles verder zo perfect onderhouden was. Hij antwoordde dat die steeds weer viel, hoe goed hij hem ook vastmaakte, zodat hij uiteindelijk had opgegeven het te herstellen. “Sait Ann’s Diner klinkt toch ook prima?” grijnsde hij, en daarmee was het onderwerp wat hem betreft afgedaan, wat hij leek te willen benadrukken door met zijn duimen op het tafelblad te trommelen. De grijs verdween weer van zijn gezicht en zijn varkensoogjes priemden in de mijne. “Als je de 161 vervolgt, mis je Ryker Skies, als twee gelijke magneetpolen.” Hij liet zijn wijsvingertoppen bijeen komen, om ze net voordat de elkaar zouden raken langs elkaar heen te laten schieten. Ik vroeg hem wat er dan is aan het einde van Route 161, wat hij pareerde met de vraag wat er volgens mij aan het einde van het heelal is. “In elk geval geen bordje met ‘Einde heelal, fietsers afstappen’,” beantwoordde hij zijn eigen vraag. Weer die grijns.
Nadat ik het laatste frietje in de ketchup had verdronken en in mijn mond stopte, stond Fred op en wenkte hij me hetzelfde te doen. Hij liep naar het raam naast de bar, waar hij de shutters een stukje opende zodat we naar buiten konden kijken. De achterkant van het terrein zag er heel anders uit. Het was een zanderige vlakte met resten verbrokkeld asfalt, onkruid en hier en daar opengescheurde vuilniszakken. Het vreemdste was dat het terrein omgeven was door dichte, op het oog ondoordringbare  bebossing, midden in de woestijn. Aan de linkerkant stond een rode, roestige Chevrolet Apache en aan de andere kant, spiegel aan spiegel, tientallen andere auto’s, in verschillende staten van verval. Sommige meende ik te herkennen van mensen met wie ik wel eens zaken deed. Pas later realiseerde ik me dat het allemaal mensen waren die ik een duwtje om de hoek heb laten geven. Onder meer door jou.
Fred pakte me bij mijn kin – opnieuw verbaasde ik mezelf door het toe te laten – en dwong me recht vooruit te kijken. Pas toen zag ik een opening in het struikgewas, als een poort van takken en bladeren. “Dat,” zei hij plechtig, “is de enige weg naar Ryker Skies.” Ik wierp tegen dat ik daar met de auto niet door kom, maar daar moest hij alleen maar om lachen. “Ryker Skies benader je uitsluitend te voet. Je auto kun je hier laten, ik zal er goed op passen.” Terwijl hij dat zei, knikte hij naar de ontbindende wrakken rechts.’
El Gamberro pauzeert even om een sigaret op te steken. Hij knijpt zijn bierblikje plat en mikt het met een kunstige worp in de vuilnisbak op het pompeiland. Thom ziet het gefascineerd aan.
‘Ik weet dat dit allemaal nogal wazig klinkt, maar geloof me, je hebt nog niets gehoord. Vanaf nu wordt het nog vreemder en ik weet niet goed hoe ik het je moet vertellen. Maar het moet, anders zul je niet begrijpen waarom ik straks doe wat me te doen staat.’ Ditmaal staat hij zelf op om een nieuwe Bud te halen. Wanneer hij terugkomt, reikt hij Thom een Cola uit eigen koelkast aan.



‘Toen Fred me via de achterdeur uitliet, bekroop me een akelig gevoel. De atmosfeer aan de achterkant van het gebouw was heel anders; vochtig, klam met een latente geur van verrotting en dood. Impulsief deinsde ik terug, maar toen ik me omdraaide, was Fred verdwenen en de deur dicht. Ik hoefde de klink niet te proberen om te weten dat hij op slot was en dat kloppen zinloos zou zijn, voelde ik ook. Ik moest naar Ryker Skies en vanaf hier was er geen weg meer terug. Een dreigende, donkere lucht lag als een zware deken over de wereld die ik zojuist betreden had en schoorvoetend stapte ik door de poort van loof.
Ken je die schemerwereld tussen slaap en bewustzijn? Die paar ogenblikken in de ochtend, wanneer je je dromen haarscherp herinnert, alvorens ze oplossen in de werkelijkheid om voor altijd te verdwijnen? Het is niet precies dat, maar die omschrijving komt wel het dichtst in de buurt van alles wat ik vanaf dat moment meemaakte.
Vrijwel onmiddellijk was ik alle besef van tijd en afstand kwijt. Voor mij strekte het bospad zich breed uit, maar toch leken de bomen van weerszijden op me af te komen en toen ik omkeek, kreeg ik de indruk dat het pad achter me veel smaller was dan toen ik er had gelopen en was de poort waardoor ik Freds terrein had verlaten, al uit het zicht verdwenen. Boven mij sloten de bomen aaneen als een gotische booggalerij en ondanks dat het windstil was, ruiste een afwezige bries door de bladeren. Kippenvel stond op mijn armen en ik had geen idee of dat mijn sinistere angst was of de kille atmosfeer die in het bos hing. Ik probeerde mijn richting te bepalen aan de hand van de zon, maar door het dichte bladerdek was het onmogelijk te zien waar het weinige, diffuse licht vandaan kwam. De kleur klopte evenmin, het was net of iemand daarboven de zon had vervangen door van die ouderwetse, gelige gloeilampen.
Er was nog iets waardoor het bos onnatuurlijk aanvoelde, al kon ik het aanvankelijk niet duiden. Pas na een tijdje realiseerde ik me wat het was. In een gewoon bos hoor je altijd wel leven. Vogels, insecten, geritsel van kleine knaagdieren in de bladeren; je bent je er amper van bewust, maar hoort het wel. Hier was helemaal niets, afgezien van het geruis van de bladeren en het bloed in mijn hoofd. Het was een vochtig bos, een kil bos maar vooral een dood bos. Sommige levensvormen zijn gevaarlijk, maar de totale afwezigheid van leven is doodeng.
Je moet me niet vragen of ik zo een uur ronddoolde, of dat het vele uren waren. Misschien was het net als met dromen, die je als hele avonturen beleeft, maar die in werkelijkheid hoogstens enkele seconden duren. Ik vertelde je net dat ik helemaal alleen daar was, maar dat is niet helemaal waar. Af en toe dacht ik een schim te zien, waarvan het silhouet zich losmaakte van een boomstam en die daarna op een afstandje met me opliep om vervolgens weer in een andere boom op te gaan. De eerste keer riep ik haar aan, maar ze reageerde op geen enkele wijze, alsof ik voor haar nog onwerkelijker was dan zij voor mij, alsof we in verschillende dimensies leefden en de beelden slechts een kleine lekkage waren in wat het ook moge zijn dat dimensies van elkaar scheidt.
Ik had meerdere van dergelijke ontmoetingen, maar net zoals ik het vermogen de uren of kilometers te tellen kwijt was, zo lukte het tellen van andere dingen mij ook niet meer. Dat de ene verschijning soms in een volgende over leek te gaan, maakte het er evenmin gemakkelijker op. Na verloop van tijd drong het tot me door dat ik mij lichter begon te voelen. Ik ben de jongste niet meer en zo’n tocht zou me langzaam maar zeker moeten uitputten, maar het tegendeel gebeurde. Het lopen viel me steeds gemakkelijker, terwijl mijn gezichtsveld zijn scherpte verloor. Op een zeker moment was ik van het pad afgedwaald en toen ik omkeek om me te heroriënteren, zag ik in de verte iemand over het pad strompelen die er veel echter uitzag dan de schimmen die mijn gezelschap aan het worden waren. Met veel moeite wist ik om te keren, maar tegen de tijd dat ik het pad weer had bereikt, was die persoon verdwenen.
Toen ik Irma tegenkwam, wist ik onmiddellijk dat dit iets anders was. Ik begon net te geloven dat ik de laatste schimmen achter me had gelaten en omdat het weinige licht verder begon af te nemen, vermoedde ik dat de avond er aan zat te komen. Het idee alleen al van deze krankzinnige wereld, maar dan helemaal donker, gaf me de koude rillingen. Tegelijkertijd met de duisternis voelde ik iets anders in kracht toenemen. Het was geen geluid, geen licht en geen geur. Ik denk dat het woord energie nog het dichtst in de buurt komt en het was geen positieve energie. Het was slecht, kwaad, satanisch, en brak mijn laatste beetje hoop dat er een einde zou komen aan deze nachtmerrie. De energie hing een tijdje om me heen en maakte dat ik begon te rennen, waarbij ik de grond amper meer raakte.
Plotseling implodeerde de energiewolk en het volgende moment stond ze voor me, mijn weg versperrend. Ik schatte haar begin twintig en tamelijk klein, maar de verbeten blik in haar ogen ontnam me elke illusie dat ik aan haar voorbij kon komen. Ze droeg zwarte, leren laarzen, een geruite lange rok en een ouderwetse blouse. Haar blonde krullen vielen half over striemen in haar hals en ondanks haar ijskoude blik en omlaag getrokken mondhoeken zag ik door haar dreigende voorkomen heen dat ze in een andere – vorige? – wereld beeldschoon moest zijn geweest. Ik stond als bevroren tegenover haar en toen ze zich van mijn aandacht had verzekerd, brak een glimlach door op haar gezicht, die haar alleen maar angstaanjagender maakte. De temperatuur was zover gedaald dat mijn ademhaling wolkjes vormde, maar deze vrouw leek helemaal niet te ademen.
Ze opende haar mond en haar lippen vormden mijn naam, nog voordat ik hem hoorde. “Gamba.” Het bereikte vertraagd mijn oren. Ze sprák mijn naam niet uit, ze ádemde hem uit. Haar mondhoeken krulden licht omhoog en opnieuw fluisterde ze mijn naam. Het was doodeng, maar tegelijkertijd zo opwindend dat ik het begin van een erectie voelde. Ze hield mijn blik gevangen in de hare en gaf me met een licht knikje van haar hoofd te kennen dat ik dichterbij moest komen. Ik zette twee stappen naar voren, terwijl mijn angst en opwinding een onbeslechtbare strijd voerden. Zelfs toen Irma bijna tegen me aan stond, rook ik alleen het bos. Irma, ja: ineens wist ik dat ze Irma heette. Irma Greys, of misschien Grays; ik kreeg geen visitekaartje. Ze keek uitdagend naar me omhoog. Daardoor vielen haar krullen naar achteren, zodat ik de striemen beter kon zien. Het waren de afdrukken die een strop achterlaat. Ik stond te flirten met een vrouw die dood en opgehangen was. Irma pakte mijn handen vast en drukte haar kille lichaam tegen het mijne, terwijl ze voor een derde keer mijn naam fluisterde, nu in mijn hals. Mijn pik reageerde onmiddellijk. Irma voelde het en giechelde, waarna ze haar hand van de mijne losmaakte en op mijn stijve drukte. Het ene moment werd ik gek van genot, het volgende trok er een vlaag pijn door mijn lichaam zoals ik die nog nooit gevoeld heb. Ik schreeuwde het uit, maar niemand, zelfs ik niet, hoorde me. Kronkelend probeerde ik me van haar los te maken, maar Irma hield me in een stalen greep, zonder me vast te houden. Ze keek naar me omhoog en siste geluiden die mijn oren niet begrepen, maar die in mijn hoofd vorm en betekenis kregen.
Opeens liet ze me los en zette ze een paar stappen achteruit, voorover gebogen, alsof ik haar een ram in haar buik had verkocht. Haar lachje was verdwenen en ze keek me aan met een onpeilbare woede. Ze wees naar iets achter mij, maar ik keek niet om, uit angst voor wat er kon gebeuren als ik haar ook maar even uit het oog zou verliezen. Nog een laatste keer siste ze tussen haar tanden, ditmaal kon ik de klank thuisbrengen: “Thom.”
Het volgende moment was ze verdwenen, nog sneller dan ze gekomen was. Alleen de nasmeulende pijn in mijn lichaam was er van haar over. Dat, en dat ik wist wat mij te doen stond om hier weg te komen. Irma Greys had me in een nachtmerrie van hoogstens een paar seconden duidelijk gemaakt waarom ik hier was en wat hier was. De pijn werd snel minder en de hoop op verlossing bracht me weer op de been. Desondanks voelde ik mijn krachten snel afnemen en mijn stevige tred verviel in gestrompel van een oude man op de rand van het graf. Af en toe struikelde ik over een uitstekende boomwortel, naarmate de duisternis volledig werd had ik niet eens wortels meer nodig en viel ik over mijn eigen voeten. Al mijn spieren deden pijn, de kou zat in mijn botten en deed mij rillen als een herfstblad, mijn hart bonkte in mijn keel. Toen ik een laatste maal viel en de kracht niet meer had overeind te komen, was de duisternis inktzwart en volledig. Het laatste dat ik hoorde was de herinnering aan het gesis van Irma en daarmee zakte ik weg.’
El Gambarro draait met de hak van zijn schoen rondjes in het woestijnzand en tuurt naar het bergmassief aan de oostelijke horizon. Een minuut of vijf zwijgt hij, terwijl Thom probeert te bevatten wat Gamberro hem heeft verteld.

‘Toen ik wakker werd, kon ik me dat alles niet meteen herinneren. Ik voelde de warmte van de ochtendzon op mijn lichaam en opende mijn ogen. Terwijl ik overeind kwam, keek ik verdwaasd om me heen. Ik zat in de berm van Route 161. Pas toen ik een paar honderd meter verderop jouw tankstation zag, herinnerde ik met Irma’s laatste woord en daardoor alles wat zich daarvoor had afgespeeld. Tenminste, in de vorm zoals ik dat jou zojuist heb verteld.’
Thom kijkt El Gamberro gefascineerd, maar vol ongeloof aan. ‘En wanneer zou dit alles gebeurd moeten zijn?’
El Gamberro haalt zijn schouders op. ‘Wie zal het zeggen? Maar dat wakker worden langs de 161 was vanochtend. Ik ben opgestaan en jouw kant uit gelopen. De rest weet je.’ Hij schopt zijn inmiddels platgetrapte bierblik richting het pompeiland. ‘Kom, Tommy-Boy, haal nog een laatste biertje voor me.’
Wanneer Thom weer buiten komt, is Gamberro’s stoel leeg. Thom kijkt verbaasd om zich heen en ziet hem vanachter een van de pompen tevoorschijn stappen. Het zonlicht schittert op het metaal van de revolver die Gamba op hem gericht houdt.
‘Het voelt misschien niet zo, maar ik heb jou een zeldzame gunst verleend, Thom. Dankzij mij weet je dat je straks Saint Ann’s Diner links moet laten liggen. Fred zal op je staan te wachten, maar wens hem de vlektyfus en blijf de 161 volgen tot het einde dat nooit komt.’ Hij spant de haan van de revolver, de klik klinkt droog in de lege woestijn. ‘Misschien kom je me daar nog wel eens tegen, want ik ga nu doen wat ik Irma schuldig ben.’
De laatste seconden van Thoms leven spelen zich af in slow motion. Het besef wat Gamberro’s belofte aan Irma moet inhouden en de kogel bereiken Thom vrijwel tegelijkertijd. Hij deinst nog twee stappen terug en valt daarna ruggelings tegen de deur van zijn tankstation. Het belletje rinkelt en luidt een nieuw tijdperk in.

Toen de zon de volgende ochtend boven het oostelijke bergmassief uit klom, schetste ze met haar eerste stralen een nieuwe dag die op het oog in niets verschilde van de talloze dagen die hem waren voorgegaan. Maar de weinigen die het waagden de 161 naar het zuiden te nemen, zouden de laatste pomp voortaan laten voor wat het was en veertig kilometer verderop hun onheil ontmoeten. Zo niet Thom Knox, die ten tweeden male in zijn vaders voetsporen was getreden.

Van hem werd nooit meer iets vernomen.

Ik deel hier de lakens uit – kort verhaal

14 december 2021 door Frank Jacobs Reageer

meeuwAls een spookverschijning strompelt hij door de gang die naar schoonmaakmiddel en te veel potpourri ruikt.  De straatlantaarns buiten projecteren zijn schaduw op de wanden, van het kleine hoopje dat van hem rest tot groter dan hij ooit was en weer terug. Vanachter sommige deuren klinkt gesnurk van medebewoners, wachtend op de dood. Sommigen met angst en beven, anderen met open armen. Zelf is hij daar nog niet uit. Wat zijn je resterende dagen waard wanneer je ze aftelt? Hij zou er iets van kunnen maken door op zijn kamer terug te dromen naar betere tijden, maar de verplegers komen om de haverklap binnenlopen. Waarschijnlijk kloppen ze eerst, maar hij is te doof om dat te horen. Alleen wanneer hij praat, laten ze hem met rust. Dan denken ze dat hij met familie belt, maar ze hebben geen idee dat op zulke momenten de urn van zijn vrouw op tafel staat en hij haar vertelt dat hij haar mist.
Nog voordat hij het einde van de gang heeft bereikt, wordt hem de weg versperd door de nachtzuster. “Kom, mijnheer Peet, terug naar bed. Het is midden in de nacht.”
Hij zou haar graag vertellen dat híj degene is die de lakens uitdeelt, wat zijn hele leven ook zo was, maar tegenwoordig gaat de verpleging over de lakens, dus gromt hij alleen maar wat, terwijl de zuster hem bij de arm neemt en naar zijn kamer begeleidt.



De volgende dag heeft hij bezoek, waarvan hij de plichtmatigheid, zijn dementie ten spijt, feilloos aanvoelt, maar hij is nog scherp genoeg om dat niet te laten merken. Wanneer ik hem vraag of hij het een beetje naar zijn zin heeft, knikt hij. Als ik hem vraag of hij lekker te eten krijgt, tuit hij zijn lippen en haalt hij zijn knokige schouders op: “Het is niet wat mama kookte.”
Voorheen nam ik op zulke gelegenheden een flesje wijn voor hem mee, waar hij ontzettend blij mee was en waar hij een week mee deed, maar onlangs kreeg ik een mailtje van het hoofd verpleging met het verzoek geen drank meer aan mijn vader te geven: “Daar wordt mijnheer vervelend van.”
Door zijn borstelige wenkbrauwen kijkt mijn vader mij vragend aan. Hij zegt niets, maar zijn stem heb ik niet nodig. Die blik vertelde me ooit dat mijn rapport hem teleurstelde. Die ogen maakten me duidelijk dat ik er beter aan deed mijn bord leeg te eten en zijn gezichtsuitdrukking, die door de uitgedroogde korst van vervreemding en afsterving heen breekt, is nog steeds zo helder als toen: “Ik deel hier de lakens uit.”
Ik zwijg, bang om toe te geven dat ik buig voor de regels van het huis.

Wanneer we naar mijn auto lopen, hoor ik achter ons de verpleger van dienst roepen: “Mijnheer Peet, blijft u wel in de buurt?” Papa heeft zijn gehoorapparaat in zijn kamer gelaten, maar toch kijkt hij me met een ondeugende glimlach aan: “Kom jongen, we gaan.”


Lost in Transition: energietransitie, maar dan?

18 november 2021 door Frank Jacobs Reageer

De transitie van fossiele brandstof naar rijden op elektriciteit is in een stroomversnelling geraakt. Over actieradius en laadinfrastructuur raken we niet uitgepraat. Maar weinigen realiseren zich wat het voor de wereldeconomie en wellicht zelfs wereldvrede betekent wanneer we straks bijna geen olie meer hoeven. Hoe zullen olieproducerende landen reageren als ze hun inkomstenbron zien verdampen?

Door Frank Jacobs

Na jaren van sluimeren begint elektrisch autorijden eindelijk serieuze vormen aan te nemen, mede geholpen door stimuleringsmaatregelen vanuit de Nederlandse overheid en op internationaal niveau door de 95-gram-limiet van de Europese Unie. De overstap naar elektrisch roept bij iedereen vragen op over de actieradius van EV’s en de kosten die eraan verbonden zijn. Ook vraagt menigeen zich af of de infrastructuur aan laadpalen de groei van het aantal elektrische auto’s bij kan houden en hebben sommigen misschien twijfels over de mate waarin we al die elektrische auto’s de komende jaren van voldoende, liefst duurzame elektriciteit kunnen blijven voorzien. Allemaal terecht, maar op de achtergrond loert een gevaar van een heel andere orde van grootte, waar niemand zich zorgen over lijkt te maken. De huidige wereldeconomie en de machtsverhoudingen zijn voor een belangrijk deel gestoeld op onze oliebehoefte, met een flink aantal landen die er voor hun welvaart nagenoeg volledig van afhankelijk zijn; landen soms die zelf in politiek onrustig vaarwater verkeren. Wat kan het voor consequenties hebben voor de geopolitieke situatie wanneer wij over een aantal jaren bedanken voor hun olie?

Dat is een vraag die onmogelijk met zekerheid te beantwoorden is, maar om toch een beeld te krijgen van een oliearme toekomstwereld spraken we uitgebreid met drie deskundigen: politicoloog en universitair hoofddocent politieke betrekkingen Nana de Graaff, directeur Clingendael International Energy Programme Coby van der Linde en voormalig minister van Buitenlandse Zaken en secretaris-generaal NAVO Jaap de Hoop Scheffer (zie kaders).

Flinke slok olie

Vooropgesteld: het is niet zo dat we over enkele decennia volledig van de olie af zijn, relativeert Coby van der Linde de kernvraag: “Ook in 2050 zitten we nog steeds op een flinke slok olie. De pre-Corona-markt bedroeg zo’n honderd miljoen vaten per dag, daar is tegen 2050 een kleine 35 à veertig miljoen vaten van af, dat is veel. Maar dan worden er nog steeds zo’n 65 miljoen vaten per dag verbruikt en dat is ongeveer de consumptie van de jaren zeventig. Dat is niet onaanzienlijk, maar toen was de wereldeconomie natuurlijk wel kleiner.”

Ook Jaap de Hoop Scheffer ziet de fossiele brandstoffen voorlopig nog niet verdwijnen, mede omdat we andere alternatieven wantrouwen: “Ik zie niet hoe je het klimaatakkoord van Parijs kunt naleven met alleen wind en zon, zonder kernenergie, en ik denk dat het volstrekt onmogelijk is en een onnodig taboe dat daar, ook in Nederland, nog steeds op rust, dat kernenergie een van de elementen in de mix van toekomstige energievoorziening zou moeten zijn. Frans Timmermans roept in Brussel dat er geen businessplan is voor kerncentrales; nee, haalt je de koekoek, als je alleen maar inzet op zon en wind. Biomassa ligt nu ook zwaar onder vuur. Zelfs Urgenda neemt afscheid van biomassa. Terecht, want het is een enorme CO2-uitstoter. In de huidige situatie zie ik daarom voorlopig nog een grote rol voor fossiele brandstof.”

Van der Linde onderschrijft dat: “Als je alles wilt elektrificeren en je haalt de base load-capaciteit weg, kun je dat dan opvangen met zon en wind? De industrie heeft 24/7, het hele jaar door die stroom nodig. En dat zie je ook met elektrische auto’s. Door Covid-19 is het nu even wat flexibeler, maar onder normale omstandigheden moeten de meeste mensen toch bepaalde uren op hun werk zijn. Die smart systemen (plug-out en gespreid laden, red.) zijn leuk, maar als jouw auto een uur voordat jij weg moet leeg wordt getrokken omdat iemand zijn wasmachine aanzet.. het idee van autobezit is dat hij klaarstaat wanneer jij wilt, ook ongepland.”

Nana de Graaff

Nana de Graaff benoemt nog een paar hobbels: “Bij olie denk je in de eerste instantie aan brandstof en dat vormt ook een groot aandeel in de productie, maar olie zit in zo veel andere producten in onze moderne consumptiemaatschappij, van plastics tot medicijnen, waardoor het voorlopig nog een centrale rol zal spelen. Producenten moeten bovendien zo veel mogelijk winst zien te halen uit de investeringen die ze hebben gedaan. Je moet je voorstellen dat dit mega-investeringen zijn die op hele lange termijn winstgevend moeten zijn. Je kan niet zomaar overschakelen op iets anders, daarom moeten ze ontzettend ver vooruit denken. Heb je eenmaal zo’n keuze gemaakt, zit je daar lang aan vast. In dat opzicht is het helemaal geen flexibele industrie. Ze willen zoveel mogelijk gebruik maken van de investeringen die ze hebben, maar tegelijkertijd op tijd zijn en de juiste technologie en kennis hebben om de energietransitie door te kunnen zetten.”

Miljarden afschrijven

Nog steeds olie dus, maar niettemin veel minder dan nu; wat betekent dat voor de leveranciers? Jaap de Hoop Scheffer: “Financial Times schreef onlangs dat British Petroleum voor miljarden afschrijft op datgene wat in de grond zit aan fossiele brandstoffen, met name olie. Dat is de fameuze discussie over de stranded assets: wat in de grond zit en daar nooit meer uitkomt. Shell wordt daar evenzeer mee geconfronteerd, alle fossiele brandstoffen winnende maatschappijen krijgen daarmee te maken.

Dat heeft een aanzienlijke invloed op hun positie, maar ook invloed op de machtsverhoudingen in de wereld. Denk daarbij aan de positie van golfstaten, de Abu Dhabi’s en Qatars van deze wereld, en Saoedi-Arabië. Die zullen, rijk geworden door de olie, rekening moeten houden met een relatieve verzwakking van hun positie. Nu kunnen die zich nog in feite alles permitteren, met het geld dat ze hebben. Denk daarbij ook aan de machtsbalans, die zo belangrijk is voor het Midden Oosten, tussen Iran en Saoedi-Arabië. Daar spelen ook wat andere elementen mee, zoals de tegenstellingen tussen Shia- en Sunni-islam. Iran is ook een grote olieproducent, maar niet in verhouding tot Saoedi Arabië.”

Hoe fragiel olieproducerende landen kunnen zijn, werd onlangs pijnlijk duidelijk door de uitbraak van corona, vertelt Nana de Graaff: “Hoe eenzijdiger die afhankelijkheid is, hoe kwetsbaarder ze zijn. Je hebt gezien met de olieprijs die door Covid-19 helemaal instortte en zelfs negatief werd, dat is voor zulke landen desastreus. Al die opslagcapaciteit liep in de kortste keren helemaal vol, al die megatankers en containers die letterlijk overliepen, een prijs die negatief werd; je moest zelfs betalen om je olie kwijt te kunnen. Denk aan ontwikkelingslanden als Venezuela, dat er al niet heel goed voor stond, waar de situatie nu nog veel dramatischer is. Maar denk ook aan de Verenigde Staten, Rusland, Saoedi-Arabië, die onlangs die historische oliedeal hebben gesloten. Zelfs de Verenigde Staten legden zichzelf productiebeperkingen op; dat doen ze natuurlijk alleen wanneer ze er zelf belang bij hebben, in dit geval om die prijs weer op te krikken.”

“Geopolitiek gesproken wordt het Midden Oosten, de Straat van Hormuz, de olievoorziening langzaam maar zeker minder belangrijk voor om te beginnen de Amerikanen”, vervolgt De Hoop Scheffer: “Die zijn door hun shale-olie en -gas wat betreft hun energie zelfvoorzienend.”


Oorlogen en binnenlandse problemen

Wat gaat er nou veranderen in die wereld waar nog zo’n 65 miljoen vaten per dag nodig zijn? Van der Linde: “Je ziet nu ook al een beetje gebeuren dat van met name kleinere landen de economie door onze consumptie monoculturen zijn geworden wat betreft olie. Een aantal landen heeft niet willen of kunnen doorgaan naar een volgende fase in de economische ontwikkeling, door toedoen van oorlogen of andere binnenlandse problemen. Toch zie je ook landen die nu al bezig zijn eraan te werken dat ze ook energieleverancier kunnen zijn in die nieuwe wereld, terwijl andere dat niet doen. Voor Venezuela bijvoorbeeld begint het er nu echt somber uit te zien. Hun nationale oliebedrijf nam in de jaren tachtig strategische besluiten waardoor je dacht dat het echt een van de topbedrijven kon worden. Inmiddels is het hooggekwalificeerde personeel lang geleden weggestuurd of vertrokken, nu ziet het er somber uit. Venezuela was in de jaren zestig en zeventig een politiek belangrijk land, juist vanwege de oliepolitiek.

sugarcane Frank JacobsIndonesië is inmiddels ook al netto-importerend en dan houd je eigenlijk alleen de Verenigde Staten, Rusland en de landen rond de golf – en wellicht ook wat landen in Afrika – over als de grote gebieden. In het Midden-Oosten zie je een aantal landen overschakelen en bezig zijn met nieuwe energie-technologieën en die te koppelen aan hun huidige rol. Maar voor Iran en Irak lukt dat om allerlei redenen nog niet en de vraag is of dat ooit gaat gebeuren. Zo niet, zal het perspectief van die landen aanzienlijk veranderen. Ze kunnen voor die 65 miljoen vaten per dag blijven produceren. Dat is mogelijk, want als er vanaf vandaag niet meer zou worden geïnvesteerd, dan hebben we in 2050 misschien maar iets minder dan de helft van de olie die we dan nodig hebben. Er moet dus nog steeds worden geïnvesteerd en dat wordt ook steeds lastiger omdat er allerlei eisen worden gesteld. Het eigendom van oliebronnen kan wellicht wat veranderen. Je zou grote concentratie kunnen krijgen op de landen die nog flinke reserves hebben en die tegelijkertijd de potentie hebben om – mede – over te gaan naar waterstof. Rusland kan dat, waarbij de gas-infrastructuur een rol kan spelen. Saoedi-Arabië zal met een drijvende oplossing moeten komen en de markt bedienen middels schepen. Dat kan uitpakken zoals de LNG-industrie is opgekomen. De landen die er nu niet goed voorstaan in die oliediscussie – we weten allemaal wat dutch disease betekent en hoe landen daarmee om zijn gegaan – kunnen heel goed gepositioneerd blijken in de nieuwe wereld om de nog overgebleven olievraag plus zon, wind, maar ook fossiele brandstoffen met CCS (CO2-opvang, red.). Misschien blijft een land als Saoedi-Arabië wel hybride, waarbij ze sommige landen, die nog niet klimaat-neutraal hoeven te zijn omdat ze nog een inhaalslag te maken hebben, ruwe olie leveren, en slaan ze voor wat ze aan andere landen leveren, het equivalent aan CO2 op in hun oude olie- en gasvelden.

Daar zit dus best wel beweging in en daarom vind ik het wat te simpel gezegd dat olielanden in de nieuwe wereld de verliezers zullen zijn. Daarvoor is het beeld van die landen veel te divers, maar ik realiseer me wel dat een aantal landen in potentiële conflictgebieden liggen. Op het moment dat de vraag daalt en zij kunnen om allerlei politieke en economische redenen niet efficiënt reageren, zijn de risico’s groot dat zoiets leidt tot sociaaleconomische ontwrichting. Denk aan een land als Nigeria dat echt heel groot is en toch ook de nodige problemen heeft. Maar over een periode van dertig jaar, waar we het over hebben, kan er iemand opstaan die ze de goede kant uit trekt en dan komt het allemaal goed. Maar ook een land als Iran, dat onder sancties gebukt gaat. Dat maakt het heel moeilijk, maar kan ook een impuls geven aan lokale innovatie. Maar dit soort innovaties zijn zo groot en zo kapitaalsintensief dat het moeilijk is te verwachten dat zo’n land dan met een doorbraak komt en de hele wereld aan hun voeten ligt. Niks is uit te sluiten, maar de beste innovaties zijn die die op verschillende plekken in de wereld bovenkomen. Anders blijft het geïsoleerd en kunnen de kosten niet genoeg omlaag. De doelen van energiebeleid veranderen niet: het moet betaalbaar en betrouwbaar zijn en passen binnen de 2050-doelstellingen.

Daarom zul je in je energiesysteem altijd een grote mate van flexibiliteit nodig hebben. Daarvoor is opslag nodig, de mogelijkheid om tussen partijen te kunnen arbitreren. Ook met auto’s: het aandeel elektrische auto’s zal ongetwijfeld groeien, maar het is niet de enige oplossing. Er kunnen regio’s zijn waar de investeringen in het elektriciteitsnet zo hoog zijn dat je dat daar niet moet willen. Dan kun je daar op biobrandstoffen of waterstof rijden. Daarom voorzie ik vooral een toekomst met meerdere mogelijkheden, zoals ik net aanhaalde met Brazilië. Daarom vind ik dat idee van Max Holthausen, die Tesla’s voorziet van een fuel cell zodat ze ook op waterstof kunnen rijden, zo leuk.”

Eenzijdige economie

Jaap de Hoop Scheffer

Wat voor reacties zijn er te verwachten van landen die zich geconfronteerd zien met een sterke daling van de vraag naar hun olie? De Hoop Scheffer: “Je ziet nu aan het debat over de olieprijs en de positie van Poetin in Rusland, die natuurlijk ook met een eenzijdige, door energie gedomineerde economie zit, en Saoedi-Arabië met die hele olieprijs die totaal in elkaar stortte, dat dat allemaal niet voldoende is uitgekristalliseerd. Poetin is ook grotendeels afhankelijk van zijn gas en zijn olie. De prijzen daarvan hebben een relatie, dus ook Rusland zal zijn soortelijk gewicht zien afnemen wanneer fossiele brandstoffen een kleinere rol gaan spelen. Daarom heeft dit op termijn een behoorlijke geopolitieke invloed op alle grote spelers: de Verenigde Staten, China, een moeilijke regio als het Midden Oosten, Rusland en de Europese Unie. Nu is die olieprijs zo ver gezakt, tot ergernis van Trump, dat de schalieolie in de VS weer op een lager pitje komt te staan omdat je dat niet rendabel kunt maken. Ik heb mij door deskundigen laten vertellen dat Poetin een olieprijs van 42 dollar per vat nodig heeft om zijn economie op een behoorlijke schaal draaiende te houden; dat heeft hij nu ook niet. Wat er met de olieprijs gebeurt.. ik hoorde een voormalig Shell-CEO een keer antwoorden op de vraag wat verwacht u van de olieprijs met ‘tussen de 25 en 125 dollar per vat. Met andere woorden: daar kan ik weinig van zeggen. Als het ineens met Iran uit de hand loopt en de straat van Hormuz gaat dicht, dan is de olieprijs binnen een dag 100 dollar per vat. Dat is allemaal buitengewoon volatiel.”

Gedoe

Een plan B lijkt voor zulke landen dus van levensbelang. Hebben ze zoiets? De Hoop Scheffer heeft daar zijn twijfels over: “Daarom vrees ik ook dat op het moment dat hun soortelijk gewicht geopolitiek gezien minder wordt, we daar nog het nodige gedoe kunnen verwachten. Omdat ze totaal ingericht zijn op hun oliedollars en -euro’s. Mohammed bin Salman in Saoedi-Arabië probeert nu al enige tijd om die Saoedische economie te diversificeren en dat moet natuurlijk ook. Dat gebeurt in de Golfstaten ook, maar in mindere mate. Toch zijn het nog steeds enorm eenzijdige economieën, bovendien zijn het economieën – dat geldt voor de Golfstaten iets meer dan voor Saoedi-Arabië – die totaal op expats draaien. Van de bouwvakkers die stadions in Qatar bouwen voor het WK in 2022 tot aan de hoog opgeleide expats die economieën draaiend houden. Als die expats straks geen reden meer hebben daar te blijven, is de vraag wat er overblijft: stranded assets in de grond, op langere termijn, en een economie die door het klimaat geen enkel alternatief heeft. Of het moet zonne-energie zijn. Ze hebben zon, maar dat heeft de Sahel ook, dus daar zal ook een concurrentie ontstaan. Daar kun je prachtig waterstof van maken, maar dat kan ook elders, in heel Afrika. Als je die landen competitief maakt, en dat kan, al moet je dan wel eerst enorme groepen terroristen wegjagen, en dat kan in meer delen van de wereld. Dus ik zie hun soortelijk gewicht op termijn afnemen, maar voorlopig, gezien de afhankelijkheid van fossiel brandstoffen, is dat geen kwestie van om de hoek.”

De Graaff staat hier wat optimistischer in: “Olie is macht, en wanneer olie minder belangrijk wordt, zou dat minder macht betekenen. Dan zou je kunnen vrezen dat bepaalde landen die nu nog veel macht hebben, landen die regimes voorstaan die minder stroken met wat liberale democratieën voorstaan, en de waarden die daarbij horen, dat die aan macht inboeten. Ik denk dat ze zich daar heer erg van bewust zijn en er mee bezig zijn om te kijken hoe ze hun economische positie en dus machtspositie in de wereld kunnen bestendigen, ook in een tijd waarin olie misschien een minder centrale rol gaat spelen. Ik kan me voorstellen dat bepaalde olieproducenten zich heel goed voorbereiden op die transitie en vooralsnog goed gepositioneerd zijn – er vanuit gaande dat de olieprijs zich weer zal herstellen, maar daar ga ik wel vanuit. Als zij een goede balans weten te vinden tussen gebruik maken van hun natuurlijke grondstoffen én inzetten op die transitie, dan staan ze er over dertig jaar misschien nog steeds heel prima voor en dan kunnen ze net zon mensenrechtenregime hebben als nu, waar wij het niet mee eens zijn als westerse landen.”

Van der Linde: “Saoedi-Arabië is zeker bezig met nadenken over alternatieven. De vraag is of Rusland dat kan; ik denk in potentie wel, maar ze zitten onder sancties, wat het weer ingewikkeld maakt. Ze hebben veel biomassa, nog steeds een nucleaire industrie waar ze in investeren, relatief veel ingenieurs, het is zelfs een van de weinige landen met overschotten. Dat zijn zaken die gaan uitmaken. Ze zijn alleen afgesneden van kapitaal.

De wereld is groter dan Nederland alleen. Wat voor ons nu een goede route is, hoeft nog niet de juiste voor andere landen te zijn. Maar je moet het als wereld wel oplossen. Ik maak me wel eens zorgen over ontwikkelingslanden die hun economie nog op moeten bouwen. Daar hebben ze soms koolstof voor nodig en ik vind het wat te gemakkelijk om daar misprijzend over te doen. Die mensen moeten ook hun bestaan opbouwen. Aan ons de taak om te zorgen dat zij dat met een zo klein mogelijke voetafdruk kunnen doen. Dat gaat nu nog lang niet altijd goed. India bijvoorbeeld heeft zelf kolen in een gebied waar heel weinig werkgelegenheid is. Dus wat doen ze zodra ze uit de Parijs-conferentie komen: een kolencentrale bouwen, omdat het een binnenlandse energiebron is. Daar kunnen wij met onze elektrische auto’s niet tegenop om de wereld in evenwicht te krijgen.”


Toekomstscenario’s

abandoned fuel station Frank jacobsDat alles in acht genomen, wat zijn dan de mogelijke toekomstscenario’s? Coby van der Linde: “Ook in de energietransitie zie je dat wanneer dingen gemakkelijker en comfortabeler worden gemaakt, het best snel kan gaan. Dat geldt ook voor auto’s. De verwachting was dat EV’s in 2023 pariteit zouden hebben met ICE’s, maar nu ligt de olieprijs op zijn gat. Dat kan een paar jaar opschuiven. Aan de andere kant: als mensen hun inkomen verliezen, kopen ze misschien eerder een tien jaar oude auto op benzine of diesel dan een gloednieuwe elektrische. Dat wordt best spannend. Veel hangt ook af van de rol die een overheid speelt. Duitsland smijt zomaar negen miljard aan tegen waterstof, now we’re talking. Maar andere landen kunnen dat niet. Dus krijg je een opsplitsing van landen die wel en niet iets kunnen, wat we bij de vorige crisis ook zagen. Dat leidde tot allerlei politiek-sociale spanningen, omdat die ongelijkheid niet alleen tussen landen was, maar ook binnen landen. Het prettige aan Nederland is dat we wat dat betreft een relatief egalitair land zijn. Als je daar een solidaire samenleving voor terugkrijgt, is belasting betalen ook helemaal niet zo erg. Je energietransitie-strategie zal daar ook vanaf hangen, want als de verschillen tussen arm en rijk groter worden, zul je ook verschillende soorten dienstverlening krijgen, naar aangehaakte en niet aangehaakte buurten, steden of regio’s. Dat zou verschrikkelijk zijn.”

Nana de Graaff: “Op dit moment zijn er veel leiders in de wereld die wij niet de rationaliteit toedichten die we graag zouden zien, dat is ook een complicerende factor. Die leiders worden ook in meer of mindere mate in het zadel geholpen door hun bevolking, door een electoraat. De ene democratie functioneert op een andere manier dan de andere, maar in principe zijn deze mensen democratisch gekozen.

Een andere complexiteit is dat er veel belangen zijn binnen bevolkingen, tussen bevolkingsgroepen onderling, die zoiets hebben van what about us? De hele populistische golf die het eigenbelang voorop stelt, dat is heel begrijpelijk en terecht, maar dat is misschien niet altijd in het voordeel van de internationale samenwerking en andere bevolkingsgroepen. Donald Trump speelde daar op in met zijn America First, in respons op dat electoraat. Die wil de oude industrie, olie en gas, auto-industrie beschermen. Stapt uit het Parijs-akkoord, ontmantelt het Environmental Protection Agency en zet dat onder leiderschap van een of andere olielobbyist, draait allerlei eerder genomen stappen richting een duurzame transitie terug, en heeft daar – in eerste instantie – electoraal baat bij. Hij heeft best een stabiele binnenlandse machtsbasis, maar internationaal heeft dat de reputatie en de invloed van de VS alleen maar verder beschadigd. En dan kan je je wel afvragen: waar gaat dat heen. Je hebt allerlei vormen van macht. De macht om uit te stralen dat jij capabel bent om de juiste beslissingen te nemen, de juiste regels op te leggen, de juiste mate van bescherming te bieden, en dat je de juiste waarden aanhangt voor het behoud, de veiligheid en de gezondheid van de planeet, die macht is ook heel belangrijk in het machtsevenwicht. Als we dan kijken naar de VS, dan zie je dat het onder het leiderschap van Trump enorme beschadigingen heeft opgelopen. Hoe zich de machtsverhouding in de toekomst gaat ontwikkelen zal mede een gevolg zijn van hoe leiders van dit soort grote landen zich gaan profileren en in hoeverre zij zich gaan verhouden tot deze nieuwe realiteit. Ik denk eerlijk gezegd zelf dat die leiders die kunnen laten zien dat zij de transitie naar een groenere, meer duurzame energie voorop hebben staan, beter gepositioneerd zijn dan degenen die blijven vasthouden aan de oude, vervuilende industrie. Simpelweg omdat er te veel besef is van het belang van die transitie.

biogas Frank JacobsDe mondiale productieketens zijn enorm complex, met heel veel verschillende spelers, afhankelijk van allerlei internationale factoren. Het is daarom niet zo dat één staat maar kan beslissen. Er is veel te veel wederzijdse afhankelijkheid. Als je naar de geschiedenis van de olie-industrie kijkt, zie je dat die afhankelijkheid alleen maar is toegenomen. Dat idee van een ‘oliewapen’, dat je de kraan helemaal open of dicht draait, is een veel te simplistische gedachte. Dat mes snijdt aan twee kanten, want uiteindelijk heeft het open of dichtdraaien van de olie- of gaskraan ook meteen repercussies voor de producent zelf. Dat zie je nu ook weer. Ja, olie geeft macht, maar er zijn heel veel andere machtsstructuren in de wereld die daar ook van invloed zijn en zo wederzijdse afhankelijkheid creëren. Denk daarbij aan de macht om de regels van de mondiale handel te bepalen. Of om de grootste consumentenmarkt te hebben. Het grootste leger te hebben. In discussies over dat oliewapen wordt dan ook terecht vaak gezegd dat de olieprijs niet alleen wordt bepaald door de producenten, maar ook op de wereldmarkten, Amerika die het grootste leger heeft en een mondiaal netwerk van militaire bases. Daarmee kunnen ze immers bepalen of de olie met al die tankers over de wereld verplaatst kan worden, of niet. Dat is een soort macht die zich op een ander gebied bevindt dan in de olieproducerende landen.

Een andere complexiteit zit in de invloed en verwevenheid van de financiële markten. Zowel producenten als consumenten zijn erg afhankelijk van de prijs. Die wordt niet alleen bepaald door aanbod en vraag of door beslissingen van een bepaald regime, maar ook door financiële markten. Dat heeft weer te maken met vertrouwen en groepsdenken, het vermoeden dat het één bepaalde kant op gaat en dan gaat iedereen daar op inzetten; dan zie je dat er enorme fluctuaties kunnen ontstaan. Waar ligt de macht dan?”

Rivaliteit

Jaap de Hoop Scheffer: “Geopolitiek gezien zie ik in de voorzienbare toekomst een grote, politieke, economische, financiële en ook militaire rivaliteit tussen de Verenigde Staten en China. Dat zijn de twee grote rivalen. Wij, de Europese Unie, moeten proberen niet in de notenkraker tussen die twee terecht te komen. Daarom is er op dit moment ook meer Europa nodig, een steviger Europa, wat ten opzichte van die beide rivalen een positie kan innemen. Want zowel de Verenigde Staten als China zien Europa graag op het menu. Op hun politieke menu, op hun handelspolitieke menu, op hun investeringsmenu. We zijn in Europa te naïef in het checken van investeringen die China hier wil doen, al begint die discussie in Brussel nu ook wel te ontstaan. Ik denk ook dat we een scherpere industriepolitiek moeten voeren, niet al te bang moeten zijn voor Europese reuzen: Alstom-Siemens werd geblokkeerd door de commissie in Brussel, volgens de huidige regels terecht. Maar ik vind dat we over die regels moeten praten. Ik vind ook dat we handelspolitiek stevig tegen de Amerikanen moeten kunnen zijn. Trump is natuurlijk een extreem voorbeeld, maar de transatlantische verhoudingen zoals ze waren en ik ze jaren heb gekend, komen niet meer terug. Nu kijken de Amerikanen eerst naar China. Er is een stevig, krachtig en zelfbewust Europa nodig. Ons probleem is dat Europa een schietschijf is geworden van alles wat verkeerd gaat, volstrekt ten onrechte. Ik ben geen Europese federalist, geen Verhofstadt, maar wel een realist en vind dat er in de huidige geopolitieke omstandigheden meer Europa en meer samenwerking nodig is dan ooit. We zijn een markt van 500 miljoen-plus, we zijn een financieel-economische reus, ook in verhouding tot China en de Verenigde Staten, maar helaas zijn we nog steeds een politieke puber en een militaire dwerg. Die moeten opgroeien.

Jaap de Hoop Scheffer: Zowel de Verenigde Staten als China zien Europa graag op het menu

Rusland is belangrijk omdat het een kernwapenmacht is en – omdat het een overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog is – lid van de VN Veiligheidsraad, een belangrijk land en een grootmacht, kan afschrikken met kernwapens. Maar Poetin heeft voor de rest, om het in Britse termen te zeggen, een vrij zwakke hand. Die speelt hij op een intelligente manier uit, moet ik zeggen. Maar als je kijkt naar zijn demografie, met een zeer vergrijzende samenleving, als je kijkt naar de langere termijn en de positie van fossiele energie dan heeft hij een zeer eenzijdige economie. Maar ik heb de indruk dat Xi Jinping (president China, red.) hem als een jonger neefje beschouwt, niet als een gelijkwaardig leider. Rusland moet je dus zeker noemen, maar niet op hetzelfde niveau als Amerikanen en Chinezen, en zelfs als de Europese Unie; zeker in financieel-economische zin.

Wij moeten als Europese Unie geopolitiek leren denken, want dat kunnen we niet omdat we daar niet op zijn ingericht. Wij zijn geen machtsdenkers, in tegenstelling tot Amerikanen, Chinezen en Russen. We zijn een soft power, maar van tijd tot tijd is hard power nodig. Ik heb in mijn diplomatiek carrière geleerd dat als iedereen weet dat jouw soft power, hoe belangrijk ook, niet uiteindelijk hard power kan worden, dat ze die soft power niet serieus nemen. Dat moeten we dus opbouwen, maar dat vereist op zijn Duits gezegd umdenken, omdat wij niet geopolitiek denken. Dus dat moeten we ons snel eigen maken. De Britten en Fransen zijn geopolitieke denkers, de Duitsers om historische redenen helemaal niet. In die zin is de brexit een drama. Nu de Britten eruit zijn, hou je qua geopolitiek denken alleen de Fransen over. Dus moet je de Britten op defensie- en veiligheidsgebied zo dicht mogelijk bij de EU proberen te houden. Dat is de grote opdracht voor Europa wat mij betreft.

Jaap de Hoop Scheffer: Poetin heeft een vrij zwakke hand

Ik wil niet op het menu van een ander land staan en dat hoeft ook helemaal niet, als we zelfvertrouwen uitstralen. Maar dan moet je de competitie ook aan durven gaan. Dus niet tegen de Chinezen zeggen dat elke investering welkom is, maar zeggen: wij willen niet dat jullie in de haven van Athene investeren. Wij willen niet dat jullie een akkoord sluiten met Italië en zo enorme invloed krijgen in de havens van Triëst en Genua, wij willen niet dat jullie een steeds groter aandeel verwerven in de havens van Antwerpen en Rotterdam. Chinezen zijn intelligente mensen. Dat Belt and Road Initiative, die nieuwe zijderoute, is een heel intelligent concept. Dat mengt buitenlandse, financiële, culturele en economische politiek. Je weet nooit waar het ene begint en het andere ophoudt.

Een laatste ding: Trump en Xi Jinping houden niet van instituties. De Chinezen doen zaken met de Italianen, maar de Italianen zouden moeten zeggen: nee, Xi Jinping, u moet zaken doen met Brussel. Trump wil ook bilateraal, apart zaken doen met individuele landen. Dat is niet in het belang van de Europese Unie en daar zijn we te weinig scherp op.”

De Graaff: “Elk land zal zich achter de oren moeten krabben over de vraag hoe ze gebruik kunnen maken van de transitie. Maar ook andere spelers zullen daar op inspringen. Wie heeft die technologische kennis? Hoe kom je eraan? Heb je het binnenlands? Zo niet, zul je het toch moeten zien te bemachtigen door het te outsourcen. Een simpel voorbeeld: als het met name Amerikaanse bedrijven zijn die de cruciale technologie bieden om in Noord-Afrikaanse landen duurzame energie op te wekken, waar ligt dan de macht? Ligt die dan in Noord-Afrika, of net als voorheen nog steeds in Amerika? Er hangt dus veel vanaf hoe die ontwikkeling zal gaan, in hoeverre ontwikkelingslanden bij machte zullen blijken om dat af te dwingen en zoveel te investeren in zichzelf dat ze dat zelf kunnen ontwikkelen. Daar zie je duidelijk die strijd tussen China en de VS, maar die speelt zich op allerlei niveaus, ook lager, af.

In een ideale wereld ga je toe naar iets wat complementair is, waar ontwikkelingen niet worden verhinderd door monopolies en waar de winst wat eerlijker wordt verdeeld. Dat is een machtsstrijd die nog lang niet is beslist.”


Fossiel blijft voorlopig

fuel nozzle shell by Frank JacobsCoby van der Linde benadrukt dat de rol van fossiele brandstoffen nog lang niet is uitgespeeld. “Stel je voor dat je in landen als de Verenigde Staten en China, waar de afstanden zo veel groter zijn, je je netwerk zo moet uitbreiden om dat te ondersteunen. Daar, maar ook voor Afrika en Latijns-Amerika, is de verwachting dat er in urbane omgevingen best iets voorstelbaar is met elektrisch rijden, omdat daar de netwerken liggen. Maar daarbuiten zul je wellicht toch met een andere oplossing moeten komen. En dan zit er nog een heel verschil tussen passagiersvervoer en vracht. In die zin ligt het veel complexer dan wij het in Europa of hier in Nederland voordoen, waarbij we onze ideeën van toepassing verklaren op de rest van de wereld. Deze kwestie is erg omgeving-bepaald.

Tegelijkertijd zie je ook een verschuiving in de vraag naar mobiliteit. Voor vracht kun je die laatste kilometer elektrisch doen. Maar de grote afstanden moet je toch op zoek naar andere oplossingen. Zo wordt in landen als India compressed natural gas gebruikt, in China rijden vrachtwagens straks rond op LNG (liquid natural gas, red.). Ook in de Verenigde Staten zie je dat met biobrandstoffen in verschillende regio’s verschillende types mogelijk zijn. Alleen, dan moet je – en dat heeft het geval van Brazilië ons geleerd – daar gingen ze tijdens de oliecrisis van de jaren zeventig en tachtig over op biobrandstof, dat heeft de overheid veel gekost toen de olieprijzen weer naar beneden gingen. Het duurde totdat een motor zowel honderd procent bio als benzine kon hebben voordat die markt echt goed kon concurreren en de kosten voor de overheid wat minder werden. Het zal dus ook sterk afhangen van de technologie aan boord van voertuigen welke oplossingen worden gekozen en dat is volgens mij nog helemaal niet zo eenduidig. De auto-industrie is toch voornamelijk gericht op passagiersvoertuigen, maar het moeilijkste is toch dat zwaardere vervoer: vrachtwagens en de scheepvaart.

Een van de voordelen van olieproducten is dat ze zo gemakkelijk te vervoeren zijn. In landen waar je heel weinig infrastructuur hebt kun je met tankjes diesel achterop de auto gebonden nog steeds mobiel zijn. Daar wordt wel eens aan voorbij gegaan, hoe belangrijk die ‘draagbaarheid’ is. Aardgas bijvoorbeeld ga je ook niet door heel Afrika aanleggen. Als je ziet hoeveel moeite ze in India al hebben om al die grote steden te verbinden met aardgaspijplijnen, dat zijn enorme afstanden. Maar je kunt het bijna niet anders vervoeren.

Dat geldt ook voor de oplossing die we hier in Europa, en in Japan en Australië, bedenken met waterstof. Daar is al een infrastructuur die met relatief lage kosten kan worden heringericht om geschikt te zijn voor waterstof. Dan heb je een heel andere uitgangspositie en discussie. Helemaal van niets uit opbouwen kan wel, maar concurreert nog niet met bestaande oplossingen. Zolang zulke landen niet onder een CO2-druk zitten, zal dat dan ook niet zo snel gebeuren.”


Meer aandacht voor waterstof

fuel cell hydrogen nozzle Frank Jacobs“Los van mijn visie als individuele automobilist en wat er nog voor problemen komen kijken bij volledig elektrisch rijden, zoals range anxiety, zie ik voorlopig ook brandstofauto’s blijven”, vertelt Jaap de Hoop Scheffer: “Ik vind ook dat waterstof achterloopt. Daar komen we nu in Nederland achter, onder leiding van Shell en andere grote bedrijven die zeggen dat we massaal op waterstof over moeten, en windenergie gebruiken om waterstof te maken. Maar dat gaat nog een tijd duren. We hebben pas enkele waterstoftankstations in Nederland, daar loopt Duitsland weer een stuk in voor op ons. En accu’s: wat gebeurt er met de miljoenen accu’s aan het eind van hun levensduur? Daar loopt dat hele klimaatdebat weer parallel aan het energiedebat. Dat vragen ook te weinig mensen zich af. Ook gas zullen we nog lang nodig hebben. Je ziet nu dat Minnesma van Urgenda zegt, terecht: ‘dan maar bij het gas blijven, want gas heeft een veel lagere CO2-uitstoot dan biomassa’. Hoe gaat het verder met synthetisch gas? Ik spreek deskundigen die zeggen dat het niet zo lang meer duurt tot we dat maken, dus haal in godsnaam niet al die wijken van het gas af, want misschien heb je over zeven à tien jaar synthetisch gas en heb je alles afgebroken. Misschien ook kan er waterstof door die leidingen. Ik zie als saldo van dit alles en ook de moeizame manier waarop het klimaatakkoord wordt nageleefd, fossiele brandstoffen voorlopig nog een heel belangrijke rol spelen. Ook in de transportbranche, ook in de luchtvaart. Elektrisch vliegen – ik ben net teruggetreden als commissaris bij Air France-KLM – is mooi, maar dan hebben we het niet over de voorzienbare toekomst wat mij betreft. Ja, op kleine schaal misschien, maar niet een 787 die naar New York vliegt; wat we straks weer allemaal gaan doen na Corona. En zelfs als dat technisch kan, bij die luchtvaartmaatschappijen zit een redelijk conservatieve inslag: laten we het nou maar op kerosine houden. Wat kleine experimentjes met biofuel. Dat is mooi, maar niet de toekomst. Persoonlijk denk ik dat dat dezelfde weg zal gaan als biomassa.

Dat neemt niet weg dat ik bereid zou zijn om wat meer geld uit te geven aan een waterstofauto, maar dat is omdat ik dat kan, en dat kunnen de meeste mensen niet. Die zijn nog enorm duur, wat voor volledig elektrische auto’s ook geldt. Juist nu, post-Corona, zitten we in een flinke recessie, om niet te zeggen depressie, en gaan we een periode in waarin schaarste zal moeten worden verdeeld in de politiek: overal ter wereld, zowel in Amerika, China als hier in Europa. In een periode van grote schaarste vraag ik mij af of men dan bereid is – men zou het wel moeten zijn overigens, om je uit de crisis te investeren met huizenbouw, infrastructuur en waterstof – in de concurrentiestrijd met onderwijs, zorg, etcetera. Dat grijpt op termijn allemaal in elkaar op termijn.

Binnen dat klimaatbeleid heb je ook nog de hele stikstofdiscussie, waarin je ziet dat een branche die relatief weinig bijdraagt aan de stikstofdepositie toch als eerste zijn bijdrage moet leveren, in dit geval met de 100 km/h-limiet. Daaraan zie je dat er een enorme push achter de autobranche om daar snelheid in te maken. De Duitsers hebben inmiddels ontdekt dat ze de afgelopen tien jaar te weinig hebben gedaan, maar die zijn inmiddels ook aan een inhaalslag bezig.”


Corona: leermoment, versneller of juist rem?

petrol station BP Frank Jacobs“Aan de ene kant versnelt Covid-19 dingen, zoals de transitie, maar het is ook weer onzeker”, legt Nana de Graaff uit: “De crisis wordt er voor de industrie groter door en je kunt ook een tendens krijgen van terug naar af, terug naar business as usual. Laten vooral zo snel mogelijk weer op het oude spoor terug gaan en geen gekke dingen doen. Al dat investeren in green en renewable moet dan ook maar even wachten, we hebben nu een economische crisis en moeten overleven. De survival-mode krijgt dan de overhand, waardoor zoeken naar en investeren in transitie een beetje in de schaduw komt te staan. Daarom durf ik niet met zekerheid te zeggen dat het de transitie gaat bespoedigen.

Het schept ook enorme kansen, deze crisis, omdat het ons gedrag noodgedwongen zo radicaal heeft aangepast, en we merken dat dat eigenlijk relatief gemakkelijk gaat. Dat biedt kansen voor een enorm leereffect. Maar ik ben er niet gerust op. Het menselijk gedrag is ook wel heel erg gebaseerd op routine, ik ben er niet gerust op dat dat automatisch gaat leiden tot aanpassing van ons gedrag. Daarom zou ik er erg voor zijn dat de politiek, door ons als burgers wakker gehouden, daar heel erg op gaat zitten en de kansen gaat grijpen die zich nu voordoen. Daar hoort regelgeving en belonen en bestraffen bij.

Op korte termijn heeft Corona de crisis in de industrie verscherpt. Er was al sprake van enorme druk op de industrie door grondstoffenschaarste en geopolitieke spanningen. Maar ook de klimaatcrisis, klimaatactivisme, het Parijs-akkoord. Er was al een enorme maatschappelijke druk om te gaan veranderen, samen met een heel actieve divestment movement die ging inzetten op investeerdersgedrag. Die zeiden: er is een carbon bubble, er is veel te veel geïnvesteerd in waardeloze assets, u moet anders gaan investeren om rationeel en duurzaam te worden. Daar komt Covid-19 dan nog bij. Het laat zien hoe afhankelijk de industrie is van financiële dynamieken, van geopolitieke dynamieken, betrekkingen tussen landen, de wederzijdse afhankelijkheid en de noodzaak tot samenwerken, de noodzaak om het nationale belang en de nationale economie en bevolking voorop te zetten. Dat is een tegenstijdigheid. Covid-19 legt ook de kwetsbaarheid van onze mondiale productieketens bloot. Dat een virus zulke totaal ontwrichtende consequenties kan hebben, laat zien wat ecologische economen allang weten: een model dat is gestoeld op eenzijdige uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen en de natuur in het algemeen, gaat zich uiteindelijk wreken, omdat het niet duurzaam is. Het belang van gezondheid, want nu dat in gevaar komt, blijkt de economie daardoor in elkaar te storten. De gezondheidsrisico’s van de olie- en gasindustrie en de vervuiling daarvan. De schattingen van de WHO dat er iets van vier miljoen mensen vroegtijdig sterven door luchtvervuiling.

oilplatform Frank JacobsCovid-19 legt alle onderliggende zwaktes en risico’s van de conventionele industrie en het feit dat die zijn uiterste houdbaarheidsdatum aan het bereiken is, hoewel het nog decennia kan duren, wordt wel duidelijk gemaakt.

Ik weet alleen niet of dit ons beter gepositioneerd maakt, als mensheid, als bestuurders, als politieke leiders, als bestuurders van bedrijven, maatschappelijke organisaties, om die transitie handen en voeten te geven en hem te versnellen. Want dat gevoel van crisis kan ook bewerkstelligen dan mensen denken van laten we de andere dingen maar even parkeren want we moeten ons nu richten op overleven, de productie en consumptie weer op gang brengen, al die vliegtuigen die nu op Schiphol in de zon staan te glimmen de lucht weer in. Dat is de tendens. Politieke leiders maken zich druk om de werkeloosheid, bewegingsvrijheid en het is moeilijk om dat te weerstaan. Het is behoorlijk lastig om nu leider te zijn, of dat nou van een groot bedrijf is of van een land of een andere internationale organisatie, en dan je mensen te sommeren terughoudend te zijn en ze nog meer beperkingen op te leggen ten behoeve van de transitie die over tien, twintig jaar echt gaat spelen. In dat opzicht ben ik er niet echt gerust op dat Corona bevorderlijk zal blijken voor de energietransitie. Maar ik hoop het wel.

Ik denk dat Europa zich er van bewust is dat hier werk van gemaakt moet worden, denk aan Timmermans’ green deal. Er zijn mensen die dat niet ambitieus genoeg vonden, maar het is in ieder geval een goede stap in de juiste richting. Of het Europa gaat lukken om die eensgezindheid daarin te behouden, en daar is Covid-19 ook niet bevorderlijk in, dat is nog een vraag. Maar ik denk wel dat Europa hierin behoorlijk ambitieus was en is.”

De Hoop Scheffer: “Anti-globalisten zeggen over Corona: ‘zie je wel?’ Mensen voor globalisering zeggen ook: ‘zie je wel?’ Die discussie zal politiek moeten worden gevoerd. Met een staatsschuld die hoog oploopt kom je per definitie in die afweging en dan is het verdraaid moeilijk voor ministers als Wiebes om te zeggen ‘ik wil een paar miljard om in waterstof te investeren’, als tegelijkertijd de minister van volksgezondheid zijn IC-bedden wil. Ondertussen roept Maxime Verhagen als voorzitter van Bouwend Nederland dat er huizen moeten worden gebouwd. Ik vraag mij af of er in die discussie voldoende ruimte en animo zal zijn – fossiel brandstofmotoren worden ook steeds schoner en moderne diesels zijn uiterst schoon – voor die grote doorbraak. En of bij particuliere auto’s het naar batterij-elektrisch gaat, of toch waterstof.”


China: grootste vervuiler gaat groen

Shanghai skyline by Frank JacobsChina staat te boek als de grootste vervuiler ter wereld (al relativeert De Graaff dat door te stellen dat ze dat per hoofd van de bevolking gerekend niet zijn), maar timmert aan de andere kant ook hard aan de weg naar verduurzaming, onder meer door ICE’s uit grote steden te weren. “De uitwerking is inderdaad prima, maar China is de grootste importeur van ruwe olie en dat stijgt nog steeds”, zegt Van der Linde: “Zeker, in grote steden worden EV’s op allerlei manieren gestimuleerd, maar dat zijn in China gemaakte elektrische auto’s, dus dat heeft ook te maken met hun handelsbalans. De vraag is in hoeverre dat ook voor klimaatdoelen wordt gedaan. Als je de business as usual voor China doorzet op oliegebied, daar ontploft je hoofd bijna van, zo veel olie als ze nodig hebben. Die hebben ze gewoon niet, en daardoor voelen ze zich strategisch kwetsbaar, omdat ze zo importafhankelijk zijn. Het voordeel van zonnepanelen en windturbines is dat, ook al worden ze ergens anders gemaakt, zodra ze zijn geïnstalleerd het een binnenlandse energiebron is. Ik weet dat China ook heel druk bezig is met een waterstofprogramma. Ze bereiden zich voor op een wereld waar waterstof een belangrijke rol speelt, maar voor de productie gaan ze in de eerste instantie wellicht toch voor kolen zonder CCS. Je kunt ook anders naar de wereld kijken door te stellen dat China een enorm kolenvermogen heeft, maar als ze daarvoor in de plaats aardgas zouden gebruiken, ben je als een heel eind op streek om de 2050-doelen te halen. Waarmee veel ingrepen in andere delen van de wereld niet eens nodig zouden zijn. Ik vind het geweldig wat China allemaal doet aan investeringen en technologische ontwikkeling, maar heb wel moeite om China een klimaatkampioen te noemen. Ze bouwen namelijk ook nog nieuwe kolencentrales, en die zijn de grote boosdoener van het klimaatprobleem. Als heel China en India net als wij gaan autorijden, met voor iedereen een eigen auto, dan halen we het ook niet en nieuwe technologie is dan ook nodig, maar de uitstoot van kolencentrales hangt als een molensteen om de nek van de wereld. China vervangt oude kolencentrales in de steden weliswaar door aardgas, maar bouwen wel nieuwe kolencentrales buiten de stad en die dingen staan er gewoon veertig tot vijftig jaar. Daar hoor je nooit iemand over, dat vind ik storend.”

De Graaff: “Tegelijkertijd is China zich daar ontzettend bewust van en heeft het zich de afgelopen jaren enorm geprofileerd als een leider in die transitie naar meer groen en duurzaam. In de hele aanloop naar het Parijs-akkoord zijn ze weg gestapt van de rol van beschermer van ontwikkelingslanden die altijd zeiden van ‘nu zijn wij aan de beurt. Jullie hebben al die decennia altijd mogen vervuilen op die enorme economische groei door te maken, nu mogen wij. Jullie kunnen ons nu niet allerlei beperking opleggen die op jullie nooit van toepassing waren.’ Dat bleef China volhouden tot na Kopenhagen. Toen kwam die omslag, waarin ze samen met de VS besloten om ook zichzelf beperkingen op te gaan leggen aan hun eigen uitstoot. Sindsdien is China ontzettend druk geweest met investeren in renewables en groen, was zelfs een koploper daarin. Dat is overigens ook zelfbelang hoor, geen altruïsme of edelmoedigheid. Maar als het gaat om mondiaal leiderschap, heeft China heel goed door dat daar een kans voor ze ligt. Ook voor China is dat een balanceer-act tussen hoe kunnen wij blijven groeien, gebruik maken van die enorme hoeveelheden steenkool en andere grondstoffen die wij hebben, en tegelijkertijd langzamerhand overschakelen op duurzaam en de uitstoot naar beneden krijgen. En ons als wereldleider profileren. Maar ik denk wel dat ze zich bewust zijn van die noodzaak. Dat bewustzijn zie ik in de VS, met het huidige leiderschap in ieder geval, niet.

Verder heeft China een politiek systeem dat ze wat meer slagkracht geeft. Een mooie anekdote was dat ze in Peking besloten dat ze af moesten van de benzinebrommertjes. Binnen een half haar was elke brommer in Peking elektrisch. Krijg dat maar eens in Amsterdam voor elkaar. Dat kan natuurlijk als je een politiek systeem hebt dat veel meer staatsgeleid is, en minder afhankelijk is van het bereiken van een consensus tussen allerlei private en publieke partijen. Als er een directief komt kun je het maar beter opvolgen, anders heb je een heel groot probleem. Dat heeft in dit soort kwesties dus ook goede kanten. Wij hebben grote vraagtekens bij wat dat met individuele vrijheden, veiligheid en privacy doet. Dat zijn waarden die wij heel belangrijk vinden, maar als het gaat om dit soort keuzes, als overstappen naar nieuwe energie, dan heeft dat zeker voordelen.

Shanghai traffic Frank JacobsVerder ziet China heel goed in dat kennis van, eigendom van en toegang tot de juiste technologie cruciaal is. De machtsstrijd die gaande is over wie de tech-leader van de toekomst wordt, en daarin is de automobielindustrie heel belangrijk. Ook daar ziet China allerlei voordelen die nu nog investeringen vergen, vaak ten koste van investeringen in hun oude industrie, maar die ze op lange termijn heel veel baat gaan opleveren.”

De Hoop Scheffer: “De Chinezen hebben in de gaten gekregen dat het met de luchtvervuiling daar zo niet verder kon en dat er rigoureuze maatregelen moesten komen. En dat hebben ze ook gedaan. Maar in geopolitieke zin zullen ze een energie-importeur blijven. Ze zullen groot belang blijven houden bij fossiele energie, ook al zullen ze zelf hard aan het werk blijven om het vervoer te elektrificeren, hoe dan ook. Maar in geopolitieke zin zijn ze een vragende partij en dat blijven ze in de projecties vooralsnog. Maar op klimaatgebied zijn ze vooruitstrevend, omdat ze dat moeten zijn. Ze kunnen niet anders, met hun aantallen mensen en hun grote steden.

Los daarvan hebben zij meer belang bij een open straat van Hormuz dan de Amerikanen en dat was decennialang andersom. Omdat ze volgens sommige berekeningen inmiddels de grootste economie ter wereld zijn, zijn ze heel afhankelijk van Midden-Oosten-olie, en ook uit Rusland, hebben ze veel belang bij een stabiel Centraal-Azië. China importeert veel uit Kazachstan. Een regio die amper op ons netvlies staat is in dezen van groot belang. Als minister en als secretaris-generaal heb ik daar nogal wat gereisd, ik was er ook nooit eerder geweest. Turkmenistan, Kirgistan, Kazachstan, dat is een enorme energieproducent, daar vindt een enorme geopolitieke en diplomatieke veldslag plaats om invloed van de Chinezen, Russen, Amerikanen en Europeanen. Waarom? Omdat er energie voorhanden is. Zolang fossiel belangrijk is, blijft dat een belangrijke regio. Dan heeft China ook alle belang bij goede betrekkingen met Kazachstan en Rusland, om niet afhankelijk te zijn van het Midden-Oosten wat olie betreft.”


Nana de Graaff

is politicoloog en universitair hoofddocent internationale betrekkingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze doet onderzoek naar het buitenlands beleid van grootmachten als China en de VS, energie in de internationale politiek en wat dat doet met de machtsverhoudingen. Voor haar promotie schreef ze haar proefschrift over de opkomst van niet-westerse landen en nationale oliemaatschappijen die daar een steeds grotere rol gingen spelen.


Coby van der Linde

is directeur van Clingendael International Energy Programme (CIEP) en doceerde eerder International Economic Relations aan de Universiteit Leiden. Verder was ze onder meer professor International Political Economy and International Oil Markets en onderzoeker aan het Oxford Institute for Energy Studies.


Jaap de Hoop Scheffer

begon zijn carrière in diplomatieke dienst in Ghana en Brussel. Was daarna fractievoorzitter van het CDA, minister van Buitenlandse Zaken, secretaris-generaal van de NAVO en tegenwoordig hoogleraar internationale politiek en diplomatieke praktijk aan de Universiteit Leiden.




Broedertwist

22 augustus 2021 door Frank Jacobs Reageer

Mijn broer was altijd al goed in het laten zakken van zijn broek, maar zijn broek ophouden is nooit zijn sterkste kant geweest. Tot de dag dat hij verdween was hij afhankelijk van wat ik hem toestopte, at hij wat Deardriu voor mij kookte en sliep hij, de nachten dat hij achter zijn pik aan zwalkte daargelaten, in wat ooit ons logeerbed was. Aanvankelijk stoorde dat me niet en tegen de tijd dat zijn aanwezigheid me begon te irriteren, rekende ik op Deardriu om haar zwager de deur te wijzen. Dat gebeurde niet; Dear’ leek een zekere mate van welbehagen te putten uit zijn aanwezigheid. ‘Ik hou van jou,’ zei ze toen ik er een keer naar vroeg, ‘maar Ronny’s onbezonnen vrolijkheid is een prettige afleiding naast jouw sombere zwijgzaamheid.’ Deardriu was toen al ziekelijk en daarom was ik blij met alles wat haar een beetje kon opmonteren.

Nadat Stewart in ons leven was gekomen, hoopte ik dat Deardriu’s moederschap Rons gezelschap te veel zou maken, maar opnieuw kwam ik bedrogen uit. Het tegendeel bleek waar; Ronny speelde met onze kleine jongen, sjouwde met hem over de kliffen die onze akkers scheidden van de oceaan en zong hem in slaap voordat hij met een greep uit onze huishoudkas naar Castlebay vertrok om in een van de pubs zijn zorgeloze bestaan te verdrinken, of een meisje op te pikken dat onnozel genoeg was om in zijn mooie praatjes en innemende lach te tuinen; het een sloot het ander niet uit. Ik zwoegde de dagen door om de paar magere, door eeuwen van oceaanwind geteisterde hectaren die pa ons had nagelaten vruchtbaar te houden en als ik daar niet mee bezig was, ontbraken mij de moed en lust om de lolbroek uit te hangen.

Het was Deardriu’s dood die me uiteindelijk van Ronny verloste. Die gure novemberochtend op Cille Bharra zal in mijn geheugen gegrift blijven staan tot de dag dat ik er zelf te ruste word gelegd. Stewart stond naast me in zijn zwarte pakje, veel te volwassen voor zijn zeven jaren, en knelde zijn handje om mijn vingers, terwijl wat de kanker van zijn moeder had overgelaten in de zwarte, koude aarde verdween, aarde die ons voortbrengt en die ons uiteindelijk opslokt. Terwijl de priester zijn clichés murmelde, gleed mijn blik naar de overkant van de met mos begroeide stenen muur, waar hij die van Ronny kruiste. Mijn broer Ron greep de uitvaart van mijn vrouw aan om zijn schaarse spullen te pakken en te verdwijnen. Hij sloeg zijn ogen neer, maar onderbrak zijn tred geen moment. Stew zag hem ook. Zijn vingertjes knepen in de mijne en de zuidwesterwind nam dat ene woord mee voordat het goed en wel tot mij doordrong. Dad.



Terwijl ik de eerste schep grond op het deksel van mijn vrouws kist liet vallen, verdween mijn broer aan de zuidoostelijke horizon, waar Barra in de uitlopers van de Atlantische Oceaan verdwijnt. Het laatste dat ik van hem zag was de rugzak die ik ooit van pa had gekregen. Die was ik kwijt, net zoals ik Ronny kwijt was, wat mij lief was. Net zoals ik  Deardriu kwijt was, wat mij stuk maakte. Pas veel later raakte ik Stewart kwijt.

Voorzichtig nader ik de auto. Hij staat nog op dezelfde plek waar ik hem vanmorgen ontdekte, bij toeval, toen ik de hekken van het westelijke weiland wilde controleren. Het was zo’n ochtend zoals je die alleen ziet in deze uithoek van de wereld, waar de laatste restjes geluk over de rand dreigen te vallen. De oceaan knabbelde aan de rotsen en het licht was van een gelige warmte, alsof iemand ooit een dia van het landschap had gemaakt en die vijftig jaar in een doos had bewaard, om hem vervolgens over het heden heen te projecteren. Ik zag de oude, gedeukte terreinwagen en wist meteen dat Ronny terug was. Het was precies het soort auto dat Ron zou rijden en niemand anders zou in zo’n uithoek van het eiland zijn kamp opslaan.

Op dat moment begreep ik waarom ik Stewart de hele dag niet had gezien. Dad. Nu zijn mijn laatste twijfels weg. In het laatste avondlicht zie ik de silhouetten in de daktent en beide zijn mij maar al te vertrouwd. Ik hoor hun stemmen en ook die ken ik maar al te goed.

Zachtjes klap ik pa’s oude Zippo open, waarmee ik Ronny’s eerste sigaret in vuur zette. Sindsdien heb ik de aansteker talloze keren hervuld, maar Ron veranderde nimmer. Mijn duim zet het wieltje in beweging en het schrapende geluid over het vuursteentje snijdt door de stilte. De blauwe vonken krijgen vat op de met benzine doordrenkte lont en het vlammetje leeft op. Ik zak door mijn knieën en houd de vlam bij de benzine zie ik rond de auto heb uitgegoten. Het ontbrandt onmiddellijk en in een mum van tijd heeft de cirkel van vuur zich gesloten.

Nadat ik de Zippo in de vuurzee heb gegooid, draai ik me om. Een onheilspellende rust daalt over me neer, de angstkreten achter mij lijken uit een andere dimensie te komen. Wanneer ze zijn verstomd, kolkt de oceaan tientallen meters onder mij. Ik denk aan Ronny en Stewart, die nu dood moeten zijn, ik denk aan alles wat niet meer is. Herinneringen worden op hun mooist wanneer de toekomst is uitgevaagd.

Het gesis van de branding draagt iets wat alleen ik kan horen. Deardriu fluistert in mijn oor. Eerst hoor ik het amper, maar dan zwelt het aan, steeds harder, steeds dichterbij, tot haar stem het enige is dat nog bestaat. De klap wanneer mijn lichaam het water raakt voelt als een bevrijding, de oceaan die mij verzwelgt is een zuivering, waarna alleen Deardriu en ik overblijven.


NewSpace: hoogplassen voor miljardairs

21 juli 2021 door Frank Jacobs Reageer

Drie kwajongetjes met een katapult in de kontzak en baseballcap achterstevoren op het hoofd die in een kringetje met hun piemeltje uit de broek een wedstrijdje hoogplassen doen; dat is het beeld dat bij mij opkomt bij de NewSpace genaamde ruimterace tussen Elon Musk, Richard Branson en Jeff Bezos. Wie van de drie uiteindelijk het hoogst komt, moeten we nog even afwachten. Maar zeker is wel dat van alle drie de straal pis op het hoofd van de aarde uitkomt.

Toegegeven, mij fascineert het ook. Ruimtevaart was altijd voorbehouden aan gigantische overheidinstanties als NASA. Dat miljardairs het er nu als hobby bij hebben, is tegelijkertijd indrukwekkend en ontluisterend. Maar hoe ‘ruimtevaart’ is het nu werkelijk? Toen Jeff Bezos gisteren met zijn New Shepard en Blue Origin de lucht in ging, werd die ‘ruimtereis’ van begin tot einde met één camera vanaf de grond gevolgd. De New Shepard wist zich niet eens aan het zicht van het aardoppervlak te onttrekken. Jezelf astronaut noemen na een ritje met Bezos is net zoiets als na een korte tussenstop op het vliegveld van Shanghai zeggen dat je in China bent geweest. Formeel heb je gelijk, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Een ruimtereis met Bezos of Branson is weinig meer dan je pink door het sleutelgat steken. Of, zo je wilt, de anus van de ruimte likken. Het lijkt heel wat, maar meer dan een halve eeuw geleden reisden we naar de maan, landden er, liepen en reden er rond, stegen weer op en keerden terug naar de aarde. Een reis die 13.000 keer zo ver was als Bezos’ megalomane vlooiensprong hoog en talloze malen gecompliceerder, geassisteerd door computers die een fractie konden van wat de gemiddelde kleuter tegenwoordig in zijn broekzak heeft.



Dat Jeff Bezos zich met zijn broer, een ondode en een verwend rijkeluiskind op zijn op een stout speeltje gelijkende (complimenten aan de ontwerper van Bezos’ verlengstuk, vorm volgt functie op zijn allerbest) lawinepijl een stukje de lucht in laat schieten en een paar minuten later aan een parachuutje weer terug komt, is letterlijk en figuurlijk kinderspel bij wat NASA vijftig jaar geleden al presteerde. Daarom, zo zeggen deskundigen, dienen de projecten van Bezos, Branson en Musk geen enkel wetenschappelijk doel. En zelfs al zou dat wel het geval zijn, dan nog is het de vraag wat wij voorlopig te zoeken hebben in de ruimte.

Mijn moeder zei vroeger altijd dat ik eerst mijn kamer moest opruimen voordat ik bij een vriendje ging spelen. We hebben de afgelopen tweehonderd jaar een ongekende puinhoop gemaakt van onze planeet. Misschien moeten we het kapitaal en de kennis waarmee verwende mannetjes een paar minuten gewichtloosheid ervaren, aanwenden om de gigantische rotzooi op te ruimen die we op aarde hebben gebouwd. Pas wanneer we dat voor elkaar hebben, kunnen we met een zuiver geweten de ruimte, Mars en wie weet welke andere planeten gaan bevuilen met onze aanwezigheid.



  • 1
  • 2
  • 3
  • …
  • 15
  • Volgende pagina »

Over Frank Jacobs

Frank Jacobs (1966) is crossmediaal en multimediaal journalist en schrijft, fotografeert en filmt voor onder meer AutoWeek, NU.nl, Quest Historie, GTO Magazine en Lifestyle Almere. Daarnaast presenteert hij autoprogramma’s op AutoWeek TV en voorheen Discovery Channel.

Hij studeerde automobiel management en Frans en woonde en werkte jarenlang afwisselend in Frankrijk, Engeland, Duitsland en Spanje.

Lees meer over Frank Jacobs.

Zoeken

Copyright 2015 | Frank Jacobs | KvK Almere 62518755