In de jaren zeventig van de vorige eeuw speelde het kleine jongetje dat ik toen was met zijn vriendjes in en rond de ruïne van kasteel De Keverberg in Kessel, die vervallen maar trots op een helling aan de linkeroever van de Maas lag. Het kasteel intrigeerde ons, en mij in het bijzonder, gek als ik was op oude mysteries. Want legenden waren er genoeg rond De Keverberg. Zo zou er in de middeleeuwen een tunnel onder de Maas door zijn gegraven, waar door de bewoners in geval van belegering zouden kunnen ontsnappen. Waar die tunnel begon wist niemand, wij hebben heel wat uren doorgebracht op zoek naar dat archeologische enigma. Maar zo mogelijk nog intrigerender was het verhaal van Frits, de laatste baron van de familie Van Keverberg. Verlaten door vrouw en dochter sleet hij zijn laatste jaren als een verbitterd man in Kessel, waar hij het ook nog eens aan de stok kreeg met de gemeenteraad en de pastoor. Daarom wilde hij niet volgens de katholieke tradities worden begraven en liet hij testamentair vastleggen dat zijn lichaam na zijn dood ter beschikking zou worden gesteld aan de universiteit van Leiden.
Baron Frits stierf in 1876, maar zijn lichaam is nooit in Leiden aangekomen. Waar de stoffelijke resten wel zijn gebleven, is een mysterie dat me fascineerde en mij nooit losliet. Toen ik enkele maanden geleden op zoek was naar een historisch gegeven om een nieuw te schrijven roman op te baseren, kwam ik dan ook al gauw uit op de legende van baron Frits. Langzaam maar zeker ontspon zich een denkbeeldige intrige rond het waargebeurde gegeven van het verdwenen graf. En wat gebeurt er vandaag? Na bijna anderhalve eeuw, uitgerekend nu ik er een verhaal omheen schrijf, komt baron Frits weer boven. Vanmiddag, tijdens werkzaamheden in de kasteeltuin, stuitte een kraanmachinist op de met lood beklede grafkist met de beenderen van van wat naar alle waarschijnlijkheid baron Frits is.
Mijn hele verhaal drijft op het gegeven dat Frits’ graf onvindbaar is. Baron, je wordt bedankt. Terug in je kist!
Geef een reactie