Na 139 jaar lijkt het mysterie van de verdwenen baron Frits van Keverberg opgelost. Wie was die markante man eigenlijk? Een videoverslag van Omroep Peel en Maas.
Terugkeer van een dode baron (2)
Vanmorgen werd in het Limburgse Kessel een deksel gelicht dat waarschijnlijk 139 jaar lang potdicht is geweest. De loden grafkist werd 25 juni van dit jaar bij toeval opgegraven in de tuin van de middeleeuwse burcht Keverberg en behoort waarschijnlijk toe aan de kleurrijke, maar tragische baron Frits, waar ik eergisteren over schreef. De belangrijkste vraag die beantwoord moet worden: is dit wel de baron?
Het is een onwerkelijke ervaring het deksel omhoog te zien gaan. Een tijdcapsule opent zich, enkele smartphones leggen het moment vast; het jaar dat dit deksel werd gesloten, kreeg Graham Bell patent voor de telefoon die hij had uitgevonden. Die telefoon had overigens nog geen camera. Wat zou baron Frits, als hij nog had kunnen zien, gedacht hebben van de diverse auto’s die rondom de geïmproviseerde autopsieruimte op het erf geparkeerd staan? Toen Frits zijn ogen voor de laatste keer sloot, bestond de allereerste auto alleen nog maar in de wilde fantasie van Karl Benz. In de periode dat Frits in die donkere kist lag, anderhalve meter onder de grond, werden twee wereldoorlogen uitgevochten. Werd de Titanic gebouwd en ging hij ten onder. Kregen Franz-Ferdinand en Kennedy de kogel. Werd het tsaristische Rusland de Sovjet Unie en viel die weer uiteen. En werd AZ ’67 niet één, maar tweemaal kampioen.
Ook toen de Duitsers in 1944 zijn kasteel met explosieven tot een ruïne degradeerden, lag baron Frits daar in de tuin, onbewogen. Als hij zich toen al in zijn graf heeft omgedraaid, heeft Frits er 360 graden van gemaakt. Want het skelet dat zich aan ons openbaart, ligt keurig recht, de armen op de borst gekruist. De loden binnenkist is zelfs versierd en we vinden resten van binnenbekleding, wat onze eerdere theorie dat het lood was bedoeld voor het transport naar Leiden, onderuithaalt. De houten buitenkant is weggerot, waarna het zachte lood onder het gewicht van anderhalve meter aarde en anderhalve eeuw tijd is ingedrukt. Saillant detail: toen de kist werd gelicht, eerder deze zomer, trof men eronder een lege zak Croky-chips aan waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum in 1967 was. What the fuck? Waarschijnlijk heeft een muis die zak destijds in zijn holletje meegenomen en leeg gesnoept.
De fysisch antropologe en de archeoloog beginnen de botjes stuk voor stuk schoon te borstelen en te wassen. De aanvankelijke, onwennige zwijgzaamheid van de omstanders breekt. Wanneer de koffie wordt neergezet en de roerstaafjes blijken te ontbreken, merkt iemand op dat we dan maar met een vingerkootje moeten roeren. Als de voetbeentjes worden schoongeborsteld oppert iemand dat de baron blijkbaar erg goed tegen kietelen kan.
Respectloos? Ach, Frits wilde zelf dat zijn lichaam de wetenschap zou dienen: krijgt hij na 139 jaar alsnog zijn zin. Aan een paar vlekjes aan de binnenkant van de ribben denkt de antropologe te kunnen afleiden dat de baron waarschijnlijk aan een zware longontsteking of TBC is overleden. Waar of niet, een dergelijk ziektebeeld strookt met wat we weten over de laatste dagen van baron Frits. Inmiddels zijn de eerste bevindingen van de antropologe binnen. Het is in elk geval een man, tussen de 1,70 en 1,80 meter, op leeftijd, gewrichten die weinig te lijden hebben gehad (dus geen fysieke arbeid) en aan drie wervels hernia. De loden binnenkist duidt op rijkdom.
Baron Frits dus? Het heeft er alle schijn van. Maar, zoals ik eergisteren al schreef, laat het mysterie een beetje mysterie blijven.
Kijk ook de minidocu over de verdwijning van baron Frits:
Meer hierover en beeld op onze facebookpagina.
Terugkeer van een dode baron
Het is 1876 in Kessel, een klein, idyllisch dorpje aan de linkeroever van de Maas, ergens halverwege Roermond en Venlo. Voorbijvarende schippers herkennen het meteen aan de pasgebouwde neogotische kerk en de oude burcht, die er schijnbaar vreedzaam naast ligt. Schijnbaar, want de kasteelheer en de pastoor leven op gespannen voet met elkaar, een vete die aan de basis ligt van een mysterie dat bijna anderhalve eeuw van generatie op generatie zal worden doorgegeven onder de Kesselnaren. Op woensdag 27 september ligt baron Frederik Hendrik Karel van Keverberg op sterven in zijn pasgebouwde villa Oeverberg, een paar honderd meter stroomopwaarts van zijn kasteel. Ziekte en overmatig drankgebruik zetten na 51 jaar een resolute punt achter een bewogen, maar tragisch leven. In zijn laatste wilsbeschikking, die hij enkele dagen eerder heeft laten optekenen, staat te lezen dat baron Frits, zoals hij in het dorp wordt genoemd, zijn aftakeling wijdt aan zijn moeder, broer en dochter, die hem eerder de rug hebben toegekeerd. Wegens zijn onenigheid met de parochie heeft hij verder bepaald dat hij onder geen voorwaarde volgens religieuze riten begraven wil worden. In plaats daarvan stelt hij zijn lichaam ter beschikking van de universiteit van Leiden, waar hij ooit studeerde. Daar zitten ze echter niet te wachten op de dode baron en op het kerkhof begraven wordt hij evenmin. Wat er wel met zijn stoffelijk overschot gebeurt, weet niemand. Het lichaam verdwijnt spoorloos in die laatste dagen van september 1876.
VERBITTERD
Wie was baron Frits en wat maakte hem de eenzame, verbitterde man wiens lijk halverwege de negentiende eeuw in het niets verdween? Frederik Hendrik werd op 22 juli 1825 geboren in het Engelse Stonor als tweede kind van de Britse Mary Lodge en de Nederlandse baron Karel Lodewijk van Keverberg. Zijn vader was in die tijd een hoog aangeschreven politicus. Hij diende ten tijde van de Franse bezetting onder Napoleon, maar stapte daarna net zo gemakkelijk over naar Willem I, voor wie hij gouverneur van Oost- en West-Vlaanderen was en later in de Raad van State zat. In 1841 stierf Karel Lodewijk en verhuisde zijn gezin naar kasteel Keverberg in Kessel. Frits studeerde rechten en uit die tijd stammen al zijn eerste conflicten met de machtige familie Van Wylick, die hij ervan beschuldigde grond van de familie Van Keverberg af te pikken. Niettemin wist baron Frits in 1851 tot de gemeenteraad toe te treden. Kort daarna verhuisden zijn moeder, broer en zus naar het naburige kasteel Aldenghoor in Haelen. Frits bleef alleen achter in Kessel, maar niet voor lang.
VRESELIJKE RUZIES
In 1857 trouwde hij met Louise de Villers de Pité en een jaar later kregen ze dochter Maria Mathilde, maar dat kon de huwelijkse vreugde niet redden. Naar verluidt was het kasteel in die dagen regelmatig het decor van vreselijke echtelijke ruzies en uiteindelijk pakte Louise haar koffers. Toen Mathilde zeven was, ontvoerde Louise’s moeder haar kleindochter uit het kasteel en begon voor het kind een periode waarin ze van internaat naar internaat trok. Ze zat zelfs een tijdje onder een valse naam in Düsseldorf, zodat ze aan haar vaders aandacht kon ontsnappen. In 1859 verloor baron Frits zijn raadszetel, iets wat hij niet zomaar over zijn kant liet gaan. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering kwam hij, half tien ‘s morgens, dronken de raadszaal in, waar hij de nieuwe leden begon te schofferen. Korte tijd daarvoor kreeg hij het tijdens een potje kaarten in Den Haag aan de stok met een Pruisische prins. De ruzie liep zo hoog op dat alleen diplomatieke interventie kon voorkomen dat het in een duel op leven en dood eindigde.
OUDE TRADITIE
In 1869 was het de beurt aan pastoor Simons om Frits’ temperament aan den lijve te ervaren. Simons liet de oude kerk afbreken om plaats te maken voor een nieuw, groter godshuis. De oude kerk stond een stukje op grond van het kasteel, waaraan de bewoners het recht ontleenden op een eigen nis naast het priesterkoor. De nieuwe kerk werd een paar meter opgeschoven, waardoor de overlap verdween. De pastoor zag daardoor geen noodzaak meer de oude traditie voort te zetten en bood Frits in plaats daarvan de voorste bank aan. De baron nam daar geen genoegen mee en de eerste paar zondagsmissen in de nieuwe kerk volgde hij buiten het gebouw, op de plek waar ooit zijn eigen nis stond.
Toen de pastoor hem aansprak op zijn verzuim van katholieke plicht, antwoordde de baron dat hij zelf wel in het reine kon komen met Onze Lieve Heer, waarna hij nimmer meer een mis bezocht en zijn breuk met de kerk definitief was. Dit conflict was de oorzaak van Frits’ wens niet volgens religieuze riten begraven te worden en ligt daarom aan de basis van het mysterie van het verdwenen lijk van de laatste baron. Lag hij in de tuin van huis Oeverberg, de villa die Frits enkele jaren voor zijn dood had laten bouwen en waar hij overleden was? Was hij in de tuin van het kasteel begraven? Of toch in het familiegraf in het naburige Haelen? Dat laatste was onwaarschijnlijk. Frits lag ook met zijn broer en moeder overhoop. Naar verluidt had hij naast zijn sterfbed een geladen revolver klaarliggen om ze weg te jagen. Waar of niet, feit is dat hij in zijn testament liet vastleggen dat zijn huisknecht en meid een aanzienlijk bedrag erfden, mits ze de familie bij zijn sterfbed weg wisten te houden.
MYTHEVORMING
Zo ontstond een mysterie dat van generatie op generatie werd doorverteld in het dorp. Overigens niet helemaal terecht, want de schrijver Jacobus Craandijk maakt in zijn boek Wandelingen door Limburg uit 1880 gewag van een overwoekerd graf in de kasteeltuin, waar de laatste adellijke bewoner zou liggen. Die getuigenverklaring kan de mythevorming niet tegenhouden, maar zorgt er wel voor dat op 25 juni 2015, wanneer tijdens graafwerkzaamheden een loden lijkkist wordt gevonden, meteen wordt gedacht aan de verdwenen baron Frederik.
Een maand later wordt de kist door fysisch antropoloog Birgit Berk geopend. Ze onderzoekt de stoffelijke resten en concludeert dat het een man moet zijn geweest tussen de 44 en 53 jaar, 175 à 179 centimeter lang. Dat komt overeen met wat we van baron Frits weten. Vlekjes aan de binnenkant van de ribben duiden op een ernstige longaandoening, wellicht tuberculose, en ook dat past in wat we weten van Frits’ ziekbed. De loden binnenkist en de weinig versleten gewrichten (lees: weinig fysieke arbeid) duiden op rijkdom. Dat alles opgeteld maakt het zeer waarschijnlijk dat baron Frederik van Keverberg van Kessel na 139 jaar terecht is. Toch, helemaal zeker weten zullen we het waarschijnlijk nooit. We kunnen zijn DNA afnemen, maar met wie moeten we dat matchen? Dochter Mathilde was begraven op het nonnenkerkhof van Vaals, maar dat is in 1976 geruimd, waarna de beenderen van de zusters in een massagraf zijn gelegd. Alleen Frits’ zus Elfrida ligt in een keurig gemarkeerd graf in Roermond. Maar moeten we die dan opgraven? Een mysterie mag best een beetje mysterieus blijven.
Kijk ook de minidocu over de verdwijning van baron Frits:
Het volledige artikel over baron Frits en zijn mysterieuze verdwijning staat in Quest Historie nummer 4/2015.
Lees hier over het onderzoek van baron Frits’ resten.
Terug in je kist!
In de jaren zeventig van de vorige eeuw speelde het kleine jongetje dat ik toen was met zijn vriendjes in en rond de ruïne van kasteel De Keverberg in Kessel, die vervallen maar trots op een helling aan de linkeroever van de Maas lag. Het kasteel intrigeerde ons, en mij in het bijzonder, gek als ik was op oude mysteries. Want legenden waren er genoeg rond De Keverberg. Zo zou er in de middeleeuwen een tunnel onder de Maas door zijn gegraven, waar door de bewoners in geval van belegering zouden kunnen ontsnappen. Waar die tunnel begon wist niemand, wij hebben heel wat uren doorgebracht op zoek naar dat archeologische enigma. Maar zo mogelijk nog intrigerender was het verhaal van Frits, de laatste baron van de familie Van Keverberg. Verlaten door vrouw en dochter sleet hij zijn laatste jaren als een verbitterd man in Kessel, waar hij het ook nog eens aan de stok kreeg met de gemeenteraad en de pastoor. Daarom wilde hij niet volgens de katholieke tradities worden begraven en liet hij testamentair vastleggen dat zijn lichaam na zijn dood ter beschikking zou worden gesteld aan de universiteit van Leiden.
Baron Frits stierf in 1876, maar zijn lichaam is nooit in Leiden aangekomen. Waar de stoffelijke resten wel zijn gebleven, is een mysterie dat me fascineerde en mij nooit losliet. Toen ik enkele maanden geleden op zoek was naar een historisch gegeven om een nieuw te schrijven roman op te baseren, kwam ik dan ook al gauw uit op de legende van baron Frits. Langzaam maar zeker ontspon zich een denkbeeldige intrige rond het waargebeurde gegeven van het verdwenen graf. En wat gebeurt er vandaag? Na bijna anderhalve eeuw, uitgerekend nu ik er een verhaal omheen schrijf, komt baron Frits weer boven. Vanmiddag, tijdens werkzaamheden in de kasteeltuin, stuitte een kraanmachinist op de met lood beklede grafkist met de beenderen van van wat naar alle waarschijnlijkheid baron Frits is.
Mijn hele verhaal drijft op het gegeven dat Frits’ graf onvindbaar is. Baron, je wordt bedankt. Terug in je kist!