Toen ik op de lagere school zat, leerde ik dat er vijf miljard mensen waren. Drie miljard daarvan leefden in armoede, omdat de planeet niet in staat was om meer dan twee miljard monden afdoende te voeden. Inmiddels zijn er 7,6 miljard mensen op diezelfde planeet; een toename van 52 procent in een half mensenleven. And counting. Tegen het einde van deze eeuw zullen er ruim elf miljard mensen zijn, hebben de VN berekend, en die groei komt vooral uit Afrika, een van de gebieden die juist zo’n moeite hebben die monden te voeden. Je hoeft geen wetenschapper te zijn om te begrijpen dat dit een dramatische ontwikkeling is.
Maar het is nog erger dan het lijkt, want niet alleen het aantal mensen stijgt, ook de consumptie per hoofd van de bevolking schiet omhoog. Hoewel we allemaal weten dat we de in vele miljoenen jaren opgebouwde fossiele brandstofvoorraad in nog geen twee eeuwen nagenoeg weg hebben gefakkeld, verbruiken we meer dan ooit. De bodem is in zicht, maar we gaan per vliegtuig naar de zon en de sneeuw en brengen de kinderen, onze persoonlijke bijdrage aan die desastreuze elf miljard, met de auto driehonderd meter naar school. En ook de mensen die ooit met het minimum genoegen namen, hebben tegenwoordig full HD flatscreens en auto’s. De ‘wanhopige’ oversteek van Libië naar Europa wordt met de nieuwste iPhone’s op Facebook en YouTube live gestreamd.
De bodem komt steeds sneller in zicht en wij gaan steeds harder consumeren. Dat klinkt bezopen en dat is het ook, maar ondertussen doen we het wel. Sprinkhanen vreten in een mum van tijd een heel gebied kaal; het verschil is dat sprinkhanen organismen zijn die doen waarvoor ze zijn geprogrammeerd, niet gehinderd door enig besef. Wij daarentegen weten precies wat we aanrichten, voor onszelf, voor andere levensvormen en voor ons nageslacht. Ondanks die kennis gaan we er gewoon mee door en dat maakt ons dommer dan die sprinkhanen.
Dat de wereld eigenlijk niet meer dan twee miljard mensenmonden kan voeden weten we en desondanks fokken we vrolijk door naar die elf miljard. Maar natuurlijk werken we aan oplossingen: we manipuleren genetisch en we kappen regenwouden. Dat kost helaas vele andere diersoorten hun habitat, maar hé, dan zouden we wel meer voedsel kunnen verbouwen. Zouden, want liever planten we er suikerriet, om bio-ethanol van te maken waarmee we E95-benzine kunnen versnijden tot E10. Kunnen we met een nog schoner geweten onze bijdrage aan die elf miljard driehonderd meter naar school rijden en op wintersport gaan. We vreten onze gretige lijven vol aan kilo- en euroknallers waarvoor varkens met tienduizenden tegelijk in brandgevaarlijke stallen worden mishandeld, onder omstandigheden die niet onderdoen voor die in de vernietigingskampen van de nazi’s. Maar ach, dat is anders; het zijn maar dieren.
Precies daar gaan we de fout in. We vinden een mensenleven meer waard dan een dierenleven. Op zich is dat begrijpelijk; elke soort vindt zichzelf belangrijker dan de rest. Dat is het natuurlijke overlevingsinstinct. Het verschil is dat wij op de stoel van god zijn gaan zitten. Wij denken te kunnen bepalen welke soorten mogen blijven, en welke soorten uitgeroeid mogen worden. Wij schieten ganzen, buffalo’s, edelherten en konijnen af omdat er ‘te veel’ van zijn. ‘Te veel’: als dat een argument is, dan heb je met 7,6 miljard mensen een ultieme licence to kill. Een door ons allen zo misprezen Duits heerschap met spuuglok uit midden vorige eeuw zou een moord hebben gedaan voor zo’n Genehmigung. Als je al op de troon van god gaat zitten, moet je wel zo groot zijn dat je boven je eigen belang kunt staan, zoals de scheidsrechter van een wedstrijd zich boven de belangen van zijn club moet kunnen stellen. Zolang wij een mensenleven belangrijker vinden dan een dierenleven, zijn wij dus niet geschikt om deze wereld te domineren.
Als een hoog intelligente, buitenaardse levensvorm de aarde zou bezoeken en pakweg een week rond zou kijken, en daarna de vraag voorgeschoteld zou krijgen: welke levensvorm zou deze planeet kunnen missen als kiespijn? Wat denk je dat dan het antwoord zou zijn?
Precies. Daarom is een dierenleven meer waard dan een mensenleven.