Ik ben autojournalist. Dat klinkt niet zo ingewikkeld en dat is het ook niet. Een auto is een gebruiksvoorwerp, waar door heel veel knappe koppen heel lang aan is gewerkt; daar kan weinig mis mee zijn. Ik reis naar een ver land, rijd een paar blokjes met zo’n auto om en concludeer dan dat hij wel lekker rijdt en goed stuurt. En dat de kofferruimte twintig liter groter is dan bij het vorige model. Dat laatste hoef je overigens niet zelf te meten, dat kun je opzoeken. Meestal staat het gewoon in de persmap. Ik geef toe, mijn verzameling Pulitzerprijzen en gouden camera’s is overzichtelijk.
Moeilijk is het dus niet, autojournalistiek, maar leuk des te meer. Je vliegt de hele wereld over en rijdt de duurste auto’s. Die zeldzame combinatie heeft altijd een bijzonder pluimage mensen getrokken. Toen ik me daar ruim vijftien jaar geleden bij voegde, verbaasde ik me er al over. Mannen op leeftijd, blasé omdat ze alle tophotels al hadden gezien, die voor minder dan business class het vliegtuig niet in stapten en die op een perstrip eerst vroegen wat ‘het cadeau’ (op persreizen lag vroeger altijd een presentje op je hotelkamer) was en daarna pas om welke auto het eigenlijk ging. Weinig inhoud, maar lachen kon je wel met ze. Ze wisten wat van auto’s en ze schreven voor grote titels.
Hoge hakken
De wereld verandert en de mediawereld twee keer zo snel. De grote titels zijn weg of stellen weinig meer voor, de oude verwende mannen zijn gepensioneerd of weggesaneerd. Het jonge broekje dat ik toen was, is zelf zo’n verwende oude man geworden. Vroeger was alles beter: waarvan akte. De grijze bromberen zijn vervangen door naar aandacht hunkerende net niet-vrouwtjes die testen of je de auto ook met hoge hakken kunt besturen en jonge knulletjes die voor 6,99 euro een domeinnaam hebben gekocht met iets met auto’s erin. Daar verdien je niks mee, maar dat hoeft ook niet als je nog bij je moeder woont, en twee dagen gratis geheel verzorgd op reis is mooi meegenomen.
Weblog
Onlangs was ik op zo’n reis om de gefacelifte Kia Cee’d te beoordelen. In de lobby van het hotel werd ik aangesproken door een mij onbekende, maar sympathieke jongen van een weblog waar ik evenmin van had gehoord.
“Hoe vond jij de GT?”, vroeg hij.
“Ik heb de driepitter gereden,” antwoordde ik, “de GT is niet relevant voor Nederland.”
Ik stapte in de bus die ons naar het diner zou brengen, de jongen ging naast mij zitten. “Hoe vond je de drieliter dan?”, hield hij vol. Waarschijnlijk had hij input voor zijn weblog nodig.
Ik keek hem verbaasd aan. “Drieliter?”
“Ja, die heb je toch gereden, zei je net?”
Het kwartje viel. “Nee, ik zei driepitter.”
Als je iets met auto’s heb, snap je de giller. Zo niet: denken dat er een Kia Cee’d met drieliter motor is, is zoiets als op de perstribune van Nieuwspoort je buurman aanstoten, naar Mark Rutte wijzen en vragen wie dat knulletje is.
Even later, aan tafel, ben ik er getuige van dat een van de mensen van Kia aan een volwassen kerel die ietsmetauto’s-punt-nl volschrijft, uitlegt dat Korea uit twee helften bestaat. De blogger had geen idee.
Ik ben maar op tijd naar het hotel gegaan. Terugverlangend naar de tijd van de oude mannen die alles al gezien hadden en in Japan patatjes bij het eten wilden.
Vroeger was alles beter.